ECLI:NL:RBDHA:2021:8102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die sinds 26 maart 2018 niet meer kan werken als verkoopmedewerker vanwege diverse medische aandoeningen, had op 29 december 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het primaire besluit van het Uwv om de uitkering te weigeren, werd op 2 maart 2020 genomen, en het bezwaar van eiseres tegen dit besluit werd op 5 augustus 2020 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de medische rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en vastgesteld dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres had aangevoerd dat zij niet in staat was om zes uur per dag te werken, maar de rechtbank oordeelde dat zij haar claim niet voldoende had onderbouwd met medische informatie. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen van eiseres adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat de verzekeringsartsen de juiste conclusies hadden getrokken over haar geschiktheid voor de geduide functies.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor eiseres om haar claims met voldoende bewijs te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5630

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 2 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
25 maart 2020 eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 5 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure.
1.1
Op 26 maart 2018 is eiseres uitgevallen voor haar werk als verkoopmedewerker voor 24 uur per week bij [V.O.F.] v.o.f. met colitis ulcerose. Eiseres is ook bekend met diverse andere aandoeningen, namelijk pancreatitis, infarcering van de linkerlong veroorzaakt door een longembolie en CTED. Zij heeft ook last van gewrichtsklachten en psychische klachten. Op 29 december 2019 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 14 februari 2020 door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen op deze datum een rapport uitgebracht. Hieruit volgt dat eiseres beperkt is op het psychisch vlak met betrekking tot het sociaal en persoonlijk functioneren. Ook op het energetische en locomotore vlak vindt de verzekeringsarts eiseres beperkt. Het gaat om beperkingen voor zware lichamelijk inspanning in het algemeen en te zware belastende activiteiten voor de handen, armen en knieën in het bijzonder. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 februari 2020.
1.3
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht. Hij vindt eiseres aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 26,97%. Omdat dit minder dat 35% is, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering.
1.4
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 21 juli 2020 de belastbaarheid van eiseres heroverwogen. Door de coronamaatregelen heeft er op 21 april 2020 alleen een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b ziet geen medische argumenten om af wijken van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts. De beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 14 februari 2020 blijven hetzelfde.
1.5
De arbeidsdeskundige b&b heeft hierna een herbeoordeling verricht. Hij ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de eerste arbeidsdeskundige. De functies die de eerste arbeidsdeskundige geschikt vindt voor eiseres, vindt de arbeidsdeskundige b&b ook geschikt. Wel heeft hij het arbeidsongeschiktheidspercentage minimaal bijgesteld naar 25,67%. In het bestreden besluit heeft verweerder daarom het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiseres.
2.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Het is voor haar niet haalbaar om zes uur per dag te werken zoals het Uwv van haar verwacht. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat zij niet in staat is om meer dan twee uur per dag te werken. Zij wijst erop dat zij in korte tijd meerdere lichamelijke aandoeningen heeft gekregen, maar met name de angststoornis en de ernstige vermoeidheid staan bij eiseres op de voorgrond, zo leidt de rechtbank uit het beroepschrift af. Eiseres is dusdanig vermoeid dat dit haar dagelijkse leven sterk beïnvloedt. Eiseres stelt dat zij na twee à drie uur van inspanning, zodanig moe is dat zij twee uur moet rusten.
Beoordeling door de rechtbank.
3. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 25 maart 2020 is.
4.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
4.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
5.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen onzorgvuldig of niet juist te achten. Uit de betreffende rapporten blijkt dat zij aandacht hebben besteed aan zowel de psychische als de lichamelijke klachten van eiseres en dat zij de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiseres bij hun oordeelsvorming hebben betrokken. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Er zijn diverse beperkingen opgenomen in de FML. Deze hebben betrekking op de lichamelijke en psychisch klachten van eiseres. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor nog meer of andere beperkingen. Eiseres heeft haar claim dat het voor haar vanwege met name de vermoeidheidsklachten niet haalbaar is om zes uur per dag te werken, niet nader onderbouwd met medische informatie. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv.
5.2.
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies.
Conclusie.
6. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 25 maart 2020 een WIA-uitkering is geweigerd.
7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.