ECLI:NL:RBDHA:2021:8102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die sinds 26 maart 2018 niet meer kan werken als verkoopmedewerker vanwege diverse medische aandoeningen, had op 29 december 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het primaire besluit van het Uwv om de uitkering te weigeren, werd op 2 maart 2020 genomen, en het bezwaar van eiseres tegen dit besluit werd op 5 augustus 2020 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de medische rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en vastgesteld dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres had aangevoerd dat zij niet in staat was om zes uur per dag te werken, maar de rechtbank oordeelde dat zij haar claim niet voldoende had onderbouwd met medische informatie. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen van eiseres adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat de verzekeringsartsen de juiste conclusies hadden getrokken over haar geschiktheid voor de geduide functies.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor eiseres om haar claims met voldoende bewijs te onderbouwen.