ECLI:NL:RBDHA:2021:8100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek
In deze zaak heeft eiseres op 22 september 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van 25 mei 2020. Eiseres had een verzoek ingediend bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) om een kopie van het volledige dossier van haar zoon. Verweerder, de minister voor Rechtsbescherming, heeft het verzoek in overleg met eiseres aangemerkt als een verzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en doorgestuurd naar de Raad voor de Kinderbescherming. Verweerder stelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat eiseres het volledige dossier inmiddels had ontvangen en de documenten bij het NIFP waren vernietigd.
Eiseres betwistte echter dat er tijdig op haar verzoek was beslist en stelde dat zij geen informatie had ontvangen over het medisch onderzoek van haar zoon. De rechtbank heeft beoordeeld of er tijdig was beslist op het verzoek van eiseres. De rechtbank oordeelde dat eiseres een Wob-verzoek had ingediend en dat niet was gebleken dat zij had ingestemd met het omzetten van haar verzoek naar een AVG-verzoek. De rechtbank concludeerde dat de minister nog niet had beslist op het verzoek van eiseres en dat de beslistermijn reeds was verstreken.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de minister op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het verzoek van eiseres. Tevens werd bepaald dat de minister een dwangsom van €100,- per dag verschuldigd was voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van €15.000,-. De rechtbank bepaalde ook dat het betaalde griffierecht van €178,- aan eiseres moest worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.