ECLI:NL:RBDHA:2021:8081
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Witte, heeft beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 14 oktober 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitkering is beëindigd op basis van een besluit van 13 augustus 2019, waarin werd geconcludeerd dat de eiser vanaf 5 augustus 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de processtukken en rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld, en geconcludeerd dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen, die hebben vastgesteld dat de eiser niet volledig arbeidsongeschikt is en dat de door hem aangedragen klachten en behandelingen niet leiden tot een andere beoordeling van zijn belastbaarheid. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de geschiktheid van de geselecteerde functies en de urenbeperking, verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering op goede gronden heeft plaatsgevonden.