ECLI:NL:RBDHA:2021:8068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
NL21.5313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en rechtsplicht tot medewerking aan uitzetting van Guinese eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduren van de maatregel van vreemdelingenbewaring van een eiser van Guinese nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 5 februari 2021 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder wel degelijk stappen heeft ondernomen om een laissez passer te verkrijgen en dat eiser zelf ook een actieve rol moet spelen in het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5313
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Akkas),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 februari 2021 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft desgevraagd geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997].
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 maart 2021 (in de zaak NL21.3516) volgt dat de maatregel
van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Eiser zit thans al sinds 5 februari 2021 in vreemdelingenbewaring. Eiser werkt volledig mee aan zijn uitzetting en wil zo spoedig mogelijk worden uitgezet naar zijn land van herkomst. Eiser heeft ook in het laatste vertrekgesprek aangegeven dat hij terug wil naar Guinee. Dit is de eerste keer dat eiser in bewaring is gesteld. Tot op heden heeft verweerder echter geen laissez passer (lp) weten te verkrijgen voor eiser. Ook is er geen enkele indicatie wanneer er wel een lp verkregen zal worden. Er is zelfs nog geen presentatiedatum bekend. Verweerder dient aan te geven hoe lang het nog gaat duren voordat er een presentatiedatum verkregen kan worden, of er wachtlijsten zijn voor Guinee, hoeveel presentaties er zijn geweest in de afgelopen periode en hoeveel mensen die onder dezelfde omstandigheden als eiser verkeerden, in de afgelopen periode zijn uitgezet naar Guinee. Indien de bewaring nog veel langer gaat duren, dient de bewaring te worden opgeheven zodat eiser op eigen gelegenheid kan terugkeren naar Guinee.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat verweerder op 17 februari 2021 een aanvraag om afgifte van een lp heeft doorgeleid naar de Guinese autoriteiten. Op 31 maart 2021 heeft verweerder gerappelleerd naar de stand van zaken bij deze autoriteiten. Niet gebleken is dat de Guinese autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder voor de afgifte van een laissez passer en een te plannen presentatie immers afhankelijk is van de werkwijze van de autoriteiten van Guinee. De rechtbank ziet in het enkele tijdsverloop sinds de sluiting van het onderzoek in de vorige procedure geen aanleiding verweerder op te dragen informatie te verstrekken over de door de Guinese autoriteiten afgegeven reisdocumenten. Daarnaast heeft verweerder laatstelijk op 12 maart 2021 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Daarbij komt dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
20 april 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.