In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduren van de maatregel van vreemdelingenbewaring van een eiser van Guinese nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 5 februari 2021 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder wel degelijk stappen heeft ondernomen om een laissez passer te verkrijgen en dat eiser zelf ook een actieve rol moet spelen in het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.