ECLI:NL:RBDHA:2021:8057

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
AWB 20/4369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had op 10 maart 2020 beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister om zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf te weigeren. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 178,- niet heeft betaald binnen de gestelde termijn. De griffier had de eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen of een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Aangezien de eiser hier niet op heeft gereageerd en er geen bewijs is dat het niet betalen aan hem te wijten is, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 20/4369

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 10 maart 2020 het bezwaar van eiser tegen de weigering om aan hem een visum voor kort verblijf te verlenen, kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 10 maart 2020.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van een beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 178,-.
2. Bij brief van 10 september 2020 en aangetekend schrijven van 9 oktober 2020 heeft de griffier eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen, dan wel binnen die termijn een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Daarbij is hij tevens gewezen op de mogelijkheid dat zijn beroep anders niet-ontvankelijk verklaard wordt.
3. Eiser heeft binnen de gestelde termijnen het griffierecht niet voldaan. Niet is gebleken dat dit aan eiser niet is toe te rekenen.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 21 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.