ECLI:NL:RBDHA:2021:8051
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak met zaaknummer NL21.3507 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 een mondelinge uitspraak gedaan. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Raaijmakers, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 3 maart 2021 de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitkomst van het beroep in de opvang voor asielzoekers in Nederland kon afwachten.
De zitting vond plaats in Breda, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL21.3506) die relevant was voor de beslissing. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.J. Schouw, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.