ECLI:NL:RBDHA:2021:8042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
NL21.3224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens opvolgende aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 maart 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 23 maart 2021, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. T.H. Meeuwis, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J. Vissers. Tijdens de zitting was ook een tolk, W. Yari, aanwezig om de communicatie te faciliteren.

De voorzieningenrechter overwoog dat er in een eerdere uitspraak in zaaknummer NL21.3223 al op het beroep was beslist, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. E.H.W. Schierbeek, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3224
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T.H. Meeuwis), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Vissers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2021 heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen W. Yari. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in zaaknummer NL21.3223, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H.W. Schierbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.