ECLI:NL:RBDHA:2021:8039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
NL21.3289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over familieconflict

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een asielvergunning had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de verklaringen van de eiser over problemen met zijn oom ongeloofwaardig achtte. Eiser had gesteld dat zijn oom hem had bedreigd na een conflict over een gedwongen huwelijk met zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser niet voldoende gedetailleerd en consistent waren om als geloofwaardig te worden beschouwd. De rechtbank merkte op dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor zijn oom te onderbouwen, en dat hij na het gestelde conflict nog maanden in zijn dorp had gewoond zonder verdere problemen. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat de verklaringen van eiser niet overtuigend waren en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier E.H.W. Schierbeek, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3289
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.P. Lemmen) en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Vissers).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een asielvergunning voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Daudu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [1999] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft asiel aangevraagd vanwege door hem gestelde problemen met zijn oom [oom]. Volgens eiser heeft zijn oom geëist dat hij met zijn moeder zou trouwen na het overlijden van eisers vader. Toen zijn moeder dit weigerde, heeft hij zijn moeder bij een familiebijeenkomst bijgestaan, wat is uitgelopen op een conflict met geweld tussen eiser en zijn oom. Zijn oom heeft hem daarbij bedreigd met gevangenschap.
Verweerder heeft het element van eisers nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Hij heeft het element van eisers gestelde problemen met zijn oom echter ongeloofwaardig gevonden. Verweerder heeft daarom eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
2. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte niet heeft doorgevraagd op zijn verklaringen. Het zou interessant zijn geweest om te weten hoe vaak eiser de oom zag voor de dood van zijn vader en daarna, en of het huwelijksaanzoek van de oom aan zijn moeder al dan niet als verrassing kwam. Daarnaast is volgens eiser niet bevreemdend dat hij wel bij de tweede familiebijeenkomst was, omdat
zijn moeder in dit geval aan eiser de problemen had verteld. Verder heeft verweerder volgens eiser ten onrechte gesteld dat de vrees voor zijn oom een bedenksel is: dit soort problemen komen niet in elke familie voor, aldus eiser. Ten slotte betoogt eiser dat van hem niet kan worden verwacht dat hij zijn relaas onderbouwt met meer dan verklaringen, zoals documenten, gelet op zijn leeftijd destijds, de zeer korte tijdspannen van het relaas en de omstandigheden waarin het gebeurde.
2.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Omdat onderbouwende documenten ontbreken, heeft verweerder terecht als uitgangspunt genomen dat de verklaringen van eiser voldoende gedetailleerd en consistent moeten zijn om op zichzelf te kunnen overtuigen. Verweerder heeft op basis van eisers verklaringen de problemen van eiser ongeloofwaardig mogen vinden. Hij heeft terecht vastgesteld dat eiser summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn oom en over de stelling dat hij door zijn oom in de problemen is gekomen. Eiser heeft de invloed van zijn oom op de stad, de regio en de politie niet geconcretiseerd. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser zijn angst voor zijn oom niet heeft geconcretiseerd. Dit blijkt ook uit het feit dat eiser na het gestelde gevecht van zijn oom nog maandenlang in het dorp heeft gewoond en gewerkt. Problemen van de zijde van de oom zijn toen niet gebleken, zodat verweerder niet geloofwaardig kon vinden dat eiser voor zijn oom moest vluchten.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat te weinig is doorgevraagd over zijn oom: uit het nader gehoor blijkt dat eiser uitgebreid de mogelijkheid heeft gehad te verklaren over zijn oom en dat is doorgevraagd over de functie en de rol van zijn oom in de gemeenschap. Daarbij komt dat eiser in beroep niet specificeert welke nadere informatie hij nog had willen geven in de gehoren. Van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit is dan ook geen sprake.
Verweerder heeft de volgens eiser jonge leeftijd ten tijde van de problemen niet als verschoonbare verklaring hoeven zien voor de summiere verklaringen, aangezien eiser toen 17 à 18 jaar oud was en dus verwacht mocht worden dat hij gedetailleerder zou kunnen verklaren.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser niet overtuigen.
2.2.
Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.H.W. Schierbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
1 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: