In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had asiel aangevraagd vanwege problemen met een organisatie in Nigeria die hem zou hebben gezocht vanwege illegale olieproductie. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van eisers verklaringen in twijfel trok. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 maart 2021 heeft eiser een kopie van een krantenartikel overgelegd als bewijs voor zijn verhaal. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had doorgevraagd over de overgelegde foto’s en het krantenartikel. Eiser heeft later een origineel exemplaar van het krantenartikel overgelegd, wat de rechtbank als relevant beschouwde. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen, waarbij het originele krantenartikel op echtheid moest worden onderzocht. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.068,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat eiser de beslissing op zijn aanvraag in Nederland mag afwachten.