Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
19 januari 2018 voor haar werk uitgevallen vanwege gezondheidsklachten. In het stuk ‘Probleemanalyse en advies’ van bedrijfsarts Noest van 19 juli 2018 staat vermeld dat er na 6 augustus 2018 geen medische redenen zijn voor het voortduren van de arbeidsongeschiktheid van eiseres en dat een volledige hersteldmelding kan worden verwacht. Vervolgens is eiseres op 27 november 2018 door bedrijfsarts Visser op het spreekuur gezien. Deze bedrijfsarts komt tot de conclusie dat eiseres op dat moment ongeschikt is te achten voor haar eigen werk, maar stelt zich daarnaast op het standpunt dat zij wel geschikt is voor fysiek aangepast werk.
11 oktober 2019 in een rapport neergelegd. In het rapport staat vermeld dat eiseres heeft aangegeven dat zij haar eigen werk per 6 augustus 2018 niet kon verrichten. De verzekeringsarts heeft vervolgens medische informatie opgevraagd bij de huisarts en de psycholoog. Er is alleen informatie van de huisarts ontvangen. De huisarts heeft volgens de verzekeringsarts aangegeven geen informatie over de periode in geding, rond
6 augustus 2018, te hebben. Informatie van de psycholoog is niet ontvangen. De behandelaar is langdurig ziek en een vervangend psycholoog mag geen informatie opsturen, omdat eiseres niet meer onder behandeling is bij PsyQ. Volgens de verzekeringsarts kan vanwege ontbrekende informatie geen uitspraak worden gedaan over de arbeidsgeschiktheid in het eigen werk per 6 augustus 2018.
27 november 2018 de eerste ziektedag is, zodat de 104 weken nog niet zijn verstreken.
6 augustus 2018 maakt niet dat de hersteldmelding niet telt, aldus de primaire verzekeringsarts. Volgens haar blijkt uit de informatie van de bedrijfsarts en de huisarts bovendien dat eiseres in die periode geen contact meer heeft gezocht. Op 27 november 2018 is eiseres op het spreekuur bij de bedrijfsarts gezien en dan blijkt eiseres niet geschikt te zijn voor het eigen werk, maar wel voor fysiek aangepast werk. In de periode daaraan voorafgaand is eiseres echter geschikt te achten voor het eigen werk, dit op basis van het oordeel van de bedrijfsarts daarover, aldus de primaire verzekeringsarts. De wachttijd is dus pas aangevangen op 27 november 2018 zodat geen sprake kan zijn van een einde wachttijd beoordeling.
6 augustus 2018 is gestuit, waarna per 27 november 2018 een nieuwe ziekteperiode is aangevangen. Hierdoor had eiseres op de datum van haar aanvraag om een Wet WIA-uitkering, 27 oktober 2019, de wachttijd van 104 weken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WIA niet doorlopen. Uit dit artikelonderdeel volgt dat eiseres geen aanspraak kan maken op een WIA-uitkering en is het recht op een WIA-uitkering niet ontstaan, omdat eiseres niet heeft voldaan aan één van de in artikel 47, eerste lid, van de WIA opgenomen voorwaarden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2021.