5.3Wat betreft het beroep op de hardheidsclausule, overweegt de rechtbank het volgende. Zoals verweerder ter zitting erkend heeft, is het bestreden besluit in zoverre niet goed gemotiveerd. Eiseres heeft namelijk in bezwaar stukken overgelegd die verweerder in het geheel niet kenbaar bij de hardheidsclausule heeft betrokken. Hoewel verweerder ter zitting desgevraagd een toelichting gegeven heeft op alle door eiseres ingediende stukken en hoe deze gewogen zouden moeten worden, acht de rechtbank dit onvoldoende om het motiveringsgebrek te herstellen. Die stukken verlangen namelijk een zorgvuldige beoordeling, die verweerder op zitting niet heeft gegeven. Bovendien heeft verweerder niet op alle stukken gereageerd.
6 De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verweerder in de gelegenheid te stellen het onder 5.3 geconstateerde gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Concreet betekent dit dat verweerder bij het beroep op de hardheidsclausule de volgende stukken nog kenbaar moet betrekken:
- de ongedateerde brief van M. Immerzeel, bijstandsconsulente bij de gemeente Den Haag;
- de brief van S. Korporaal van het Sociaal Wijkteam van 28 maart 2018 en 30 juni 2018;
- rapportages van Parnassia Groep van 18 oktober 2018 en 10 januari 2019;
- de brief van J. Bakkich van Veilig Thuis Haaglanden van 16 oktober 2019;
- de verwijzing van A. Boudiane naar De Waag Centrum voor Ambulante GGZ van 17 oktober 2019;
- de brief van de gemachtigde van eiseres, gericht aan Vestia, van 11 december 2019;
- uittreksels van S.A. Mohammedin, huisarts, van 10 februari 2020, 15 maart 2018 (2x) en 27 december 2017;
- de op 5 oktober 2020 door de gemachtigde van eiseres overgelegde onderzoeksrapportage over mevrouw [eiseres] van psycholoog R.M. Hilberath.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op drie weken na verzending van deze tussenuitspraak.
Als verweerder geen gebruikmaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruikmaakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen één week te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder zitting uitspraak doen op het beroep.
De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht. Daarbij wordt opgemerkt dat hetgeen in deze uitspraak al is besproken en waar het gebrek niet op ziet, niet nogmaals aan de orde gesteld kan worden.
7 De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.