ECLI:NL:RBDHA:2021:796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
C/09/606796 / FA RK 21-699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voogdij en benoeming bijzondere curator in een zaak van vermoedelijk seksueel misbruik van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voogdij over een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van ernstige signalen van seksueel misbruik van [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en het verzoek was gericht op het toekennen van voorlopige voogdij aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is voldaan aan de gronden voor voorlopige voogdij, aangezien de moeder haar gezag uitoefent en er geen situatie is waarin [minderjarige] niet onder het wettelijk gezag staat.

De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat er mogelijk conflicterende belangen zijn tussen de moeder en [minderjarige] in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Daarom heeft de rechtbank besloten om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen op basis van artikel 1:250 BW, om de belangen van [minderjarige] te behartigen. Mw. mr. B.C.V.J. van Leur is benoemd als bijzondere curator en krijgt de opdracht om contact te houden met [minderjarige], haar bij te staan in het strafrechtelijke onderzoek en haar belangen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft bepaald dat de bijzondere curator uiterlijk op 2 juni 2021 moet rapporteren over de situatie van [minderjarige].

De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voogdij afgewezen en de benoeming van de bijzondere curator als noodzakelijke maatregel beschouwd, gezien de kwetsbare situatie van [minderjarige] en de noodzaak om haar belangen te beschermen in het strafrechtelijke onderzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/606796 / FA RK 21-699
Datum uitspraak: 2 februari 2021

Beschikking

Afwijzing voorlopige voogdij; spoedvoorziening
Ambtshalve benoeming bijzondere curator ex artikel 1:250 BW
in de zaak naar aanleiding van het op 1 februari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] of de minderjarige.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De rechtbank merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming& Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij Ipse de Bruggen.

Verzoek

Het verzoek strekt er toe de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . Reden hiervoor is dat er ernstige signalen zijn van seksueel misbruik van [minderjarige] dat zou hebben plaatsgevonden binnen en buiten het gezin voorafgaand aan het verblijf van [minderjarige] bij Ipse de Bruggen. Er staat op korte termijn een studioverhoor van [minderjarige] door de zedenpolitie gepland waarvoor toestemming nodig is van de moeder met gezag. Gelet op (de bescherming van) de eigen rechtspositie van de moeder kan echter van haar niet verlangd worden dat zij op dit punt haar gezag uitoefent. Het is dan ook dringend en onverwijld noodzakelijk dat een voorlopige voogdijmaatregel wordt uitgesproken, waarbij van de gecertificeerde instelling wordt verwacht enerzijds toestemming te verlenen voor het verhoor van [minderjarige] door de zedenpolitie alsmede er zorg voor te dragen dat dit proces voor [minderjarige] zo min mogelijk belastend verloopt en zij daarbij goed wordt ondersteund.

Beoordeling

Op grond van de informatie zoals gebleken uit het verzoek en de daarbij gevoegde bijlagen is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de gronden voor voorlopige voogdij, reeds nu niet is gebleken van een situatie waarbij [minderjarige] niet onder het wettelijk gezag staat of het gezag over haar niet wordt uitgeoefend. De moeder oefent namelijk het wettelijk vereiste gezag uit. Het verzoek om voorlopige voogdij is blijkens de onderbouwing van de Raad vooral ingegeven door mogelijk conflicterende belangen tussen [minderjarige] en de moeder met gezag bij het afleggen van een verklaring door [minderjarige] in een strafrechtelijke onderzoek. De voorlopige voogdij is echter niet de geëigende maatregel voor het doel dat de Raad wenst te bereiken, namelijk dat (vervangende) toestemming wordt gegeven voor het studioverhoor van [minderjarige] en haar belangen worden behartigd in het strafrechtelijke onderzoek. Het verzoek van de Raad zal dan ook worden afgewezen.
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als -in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige- de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt is dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. Daartoe overweegt de rechtbank dat [minderjarige] zorgelijke signalen heeft afgegeven over seksuele handelingen die bij haar zijn uitgevoerd door mensen binnen en buiten het gezin. Naar aanleiding hiervan loopt er een politieonderzoek, waarin aanstaande donderdag, 4 februari 2021 een studioverhoor van [minderjarige] zal plaatsvinden, waarvoor aan de ouder met gezag toestemming wordt gevraagd. Nu het gehele gezinssysteem – waartoe ook de moeder met het wettelijk gezag behoort – in het politieonderzoek wordt meegenomen, kan er sprake zijn van conflicterende belangen van substantiële aard en acht de rechtbank de benoeming van een bijzondere curator aangewezen om de belangen van [minderjarige] te behartigen, en om haar mede gelet op de kwetsbare situatie waarin zij zich bevindt ook in deze stand van het strafrechtelijke onderzoek bijstand te verlenen en zo nodig te vertegenwoordigen.
De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in artikel 24 van de Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (de Richtlijn), waarin een aantal extra maatregelen zijn vermeld die specifiek voor minderjarige slachtoffers kunnen worden getroffen. Deze beschermingsmaatregelen zijn onder meer geïmplementeerd in het Besluit van 24 augustus 2016, houdende regels voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (het Besluit slachtoffers van strafbare feiten). Gelet op het bepaalde in artikel 14, aanhef en onder b, van het Besluit slachtoffers van strafbare feiten is de benoeming van een bijzondere curator op de voet van artikel 1:250 BW aangewezen indien er een belangenconflict is tussen de uitoefenaren van het ouderlijk gezag en het minderjarige slachtoffer.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat zij wordt bijgestaan door een bijzondere curator. De bijzondere curator zal de belangen van [minderjarige] behartigen en kan de minderjarige zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen.
Mw. mr. B.C.V.J. van Leur heeft zich bereid verklaard de taak van bijzondere curator op zich te nemen.
De rechtbank zal derhalve als bijzondere curator benoemen mw. mr. B.C.V.J. van Leur en haar opdragen:
contact te houden met [minderjarige] , haar bij te staan in het strafrechtelijke onderzoek, haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen, haar belangen te behartigen en te onderzoeken wat nodig is om de belangen van [minderjarige] goed te behartigen, en de rechtbank over vier maanden te rapporteren over [minderjarige] en de vraag wat er dan nodig is in het belang van (het welzijn van) deze minderjarige.
Van haar bevindingen dient de bijzondere curator uiterlijk over vier maanden, te weten uiterlijk op 2 juni 2021, schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank.
De rechtbank benoemt de bijzondere curator in principe voor de duur van de vier maanden.
Zo nodig zal de rechtbank na ontvangst van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator een behandeling ter zitting plannen waarvoor de belanghebbenden, de Raad, de gecertificeerde instelling en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen.
Ook zal [minderjarige] dan mogelijk door de rechtbank worden uitgenodigd voor een gesprek.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de bijzondere curator haar taak heeft volbracht, zal de rechtbank haar werkzaamheden voor deze procedure bij nadere beschikking als beëindigd beschouwen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] ;
- benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator over de minderjarige: mr. B.C.V.J. van Leur,Advocatenkantoor Van Leur’, Phoenixstraat 66, 2611 AM Delft, telefoonnummer: 015-2127470, email: kantoor@vanleuradvocaten.nl;
- draagt de bijzondere curator op contact te houden met [minderjarige] , haar bij te staan in het strafrechtelijke onderzoek, haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen, haar belangen te behartigen en te onderzoeken wat nodig is om de belangen van [minderjarige] goed te behartigen;
- draagt de bijzondere curator op om uiterlijk op 2 juni 2021 te rapporteren aan
Team Jeugd- en Zorgrecht, t.a.v. kinderrechter mr. B. Martinez-Hammervan de rechtbank Den Haag over de minderjarige;
- draagt de griffie op deze beschikking aan de bijzondere curator, de Raad voor de Kinderbescherming en de belanghebbende te zenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.