ECLI:NL:RBDHA:2021:7912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
NL21.6236 en NL21.6240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondverklaring met betrekking tot Armenië als veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de afwijzing van asielaanvragen van twee verzoekers. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 april 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers stelden dat Armenië niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de problemen die zij met de Armeense politie hebben ondervonden, niet geloofwaardig zijn.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 23 juni 2021 behandeld, waarbij de verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is de context van de asielaanvraag besproken, evenals de relevante juridische overwegingen met betrekking tot de veiligheid van Armenië.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.6236 en NL21.6240

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer], en
[naam], verzoekster,
Gezamenlijk te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluiten van 22 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken, tezamen met de zaken NL21.6235 en NL21.6240, op 23 juni 2021 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Makarian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL21.6235 en NL21.6239, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.