ECLI:NL:RBDHA:2021:7882
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier; geen vrijstelling mvv-vereiste en geen verblijfsrecht op grond van artikel 8 EVRM
In deze zaak hebben eisers, een vader en dochter van Nigeriaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd om bij hun gezin in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvragen afgewezen, omdat eisers niet in het bezit zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank heeft op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond is verklaard.
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat zij recht hebben op verblijf als familielid van een EU-onderdaan, en dat zij binnen twee jaar na het verlopen van hun verblijfsvergunning een nieuwe aanvraag hebben ingediend, waardoor zij vrijgesteld zouden moeten worden van het mvv-vereiste. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat referente, de echtgenote van eiser, geen EU-burger is en dat eisers daarom niet als familieleden van een EU-onderdaan kunnen worden aangemerkt. Bovendien is de rechtbank van mening dat de aanvragen van eisers terecht zijn aangemerkt als aanvragen voor verlening van een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser niet onder de mvv-vrijstellingsgrond valt, omdat zijn verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is ingetrokken en de aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning pas na de termijn van twee jaar is ingediend. Voor eiseres geldt dat zij haar hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst, waardoor zij ook niet onder de mvv-vrijstellingsgrond valt. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen sprake is van gezinsleven tussen eiser en zijn meerderjarige dochters, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eisers uitvalt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard.