ECLI:NL:RBDHA:2021:7880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visum voor familiebezoek wegens coronareisbeperkingen en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres, een Iraanse nationaliteit, had een visum kort verblijf aangevraagd voor familiebezoek aan haar zoon in Nederland. De aanvraag werd afgewezen op 23 januari 2020, omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij over de benodigde middelen beschikte en er twijfels bestonden over haar voornemen om voor het verstrijken van het visum weer te vertrekken.
Bij het bestreden besluit op 4 juni 2020 handhaafde de minister de afwijzing en voegde daar een nieuwe grond aan toe, namelijk dat eiseres als een bedreiging voor de volksgezondheid werd beschouwd vanwege de coronamaatregelen die op dat moment golden. Tijdens de zitting op 28 mei 2021 erkende eiseres dat haar aanvraag afgewezen moest worden vanwege de geldende reisbeperkingen, maar zij wilde vaststellen dat zij voldoende sociale en economische binding had met Iran voor toekomstige visumaanvragen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang meer had bij de beoordeling van haar beroep, omdat elke nieuwe visumaanvraag op zijn eigen merites beoordeeld moet worden. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar veroordeelde de minister wel in de proceskosten van eiseres, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.