3.3.Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 09/067297-21)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer 1] , van de politie-eenheid [plaats 2] , districtsrecherche [plaats 4] , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 240).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [jeugdbeschermer] , opgemaakt op 16 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 75-76):
Ik ben werkzaam als jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming West. In deze hoedanigheid doe ik aan aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] in [land 1] .
Ik ben pas vanaf dinsdag 9 februari 2021 betrokken bij de casus [slachtoffer] , daarvoor was het Crisis Interventie Team (CIT) betrokken. [slachtoffer] is op 8 februari 2021 door CIT uit huis geplaatst en geplaatst in een instelling op een geheime locatie. Zij werd uit huis geplaatst omdat er ernstige zorgen waren omtrent [slachtoffer] . Er waren vermoedens dat [slachtoffer] zou worden verwaarloosd door haar ouders. [slachtoffer] bleek niet te staan ingeschreven in [land 2] , geen BSN-nummer te hebben, niet zindelijk te zijn terwijl zij al twaalf jaar oud is. Tevens bleek [slachtoffer] al twee jaar geen onderwijs te volgen en ook waren er vermoedens van mensenhandel. Er kon namelijk niet worden vastgesteld of [slachtoffer] daadwerkelijk een dochter was van de betrokken ouders. Ook was er een vermoeden dat de vader van [slachtoffer] alcohol gebruikt. Het is ons niet bekend hoelang [slachtoffer] al in [land 2] verblijft. Dit kwam aan het licht omdat [slachtoffer] diezelfde dag op straat was aangetroffen door de
politie. Zij was gekleed in enkel een trui en had een dikke lip. Zij had tegen de politieagenten verklaard dat zij door haar vader was geslagen en dat hij dronken was. Naar aanleiding van bovenstaande heeft De Raad van Kinderbescherming een verzoek gedaan bij de rechtbank voor de voorlopige voogdij van [slachtoffer] . Dit omdat er geen geboorteakte van [slachtoffer] beschikbaar was, er veel onduidelijk was omtrent [slachtoffer] en er een onveilige thuissituatie was. De voogdij werd voorlopig toegewezen aan Jeugdbescherming West en is vanmorgen wederom verlengd. Op 24 februari staat er weer een nieuwe zitting gepland omtrent de voogdij van [slachtoffer] . In de nacht van 8 op 9 februari 2021, is [slachtoffer] weggelopen uit de instelling. Zij werd toen gevonden door de politie en weer teruggebracht naar de instelling. Op dinsdag 9 februari 2021 is [slachtoffer] wederom weggelopen vanuit de instelling en is vervolgens als vermist opgegeven bij de politie. [slachtoffer] had op dat moment alleen een trui aan terwijl het vroor buiten. We hebben inmiddels vernomen dat [slachtoffer] met haar ouders is aangetroffen op de grens van [land 4] en [land 5] en dat haar ouders zijn aangehouden ter zake onttrekking aan het ouderlijk gezag. Ik kan verder nog verklaren dat de ouders van [slachtoffer] op de hoogte waren van de maatregelen omtrent [slachtoffer] . Dit is ook via de advocaat van [slachtoffer] gecommuniceerd. Vanaf het moment dat [slachtoffer] uit huis is geplaatst is er geen contact meer geweest tussen de ouders en Jeugdbescherming West. Afgelopen vrijdag 12 februari 2021, zou er een Netwerkberaad plaatsvinden tussen alle hulpverleners en de ouders van [slachtoffer] . Daarin zou gesproken worden over hoe nu verder. Beide ouders zijn niet verschenen op de afspraak en zij hebben zich ook niet afgemeld. Inmiddels is er een plek voor [slachtoffer] geregeld in een gesloten instelling. Zodra zij weer in [land 2] is zal zij daar geplaatst worden
2. Het proces-verbaal, opgemaakt op 10 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 70):
Op dinsdag 9 februari 2021 werd door een medewerkster van het Leger des Heils 	melding gemaakt van de vermissing van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 	2008 te [land 1] . Een dag eerder, op maandag 8 februari 2021, werd [slachtoffer] 	middels een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis geplaatst en ondergebracht bij 	een locatie van het Leger des Heils, gelegen aan het [adres 1] in [plaats 1] . 	Dit, naar aanleiding van een incident, waarbij [slachtoffer] in haar ouderlijke woning, 	gelegen aan de [adres 2] in [plaats 2] , zou zijn mishandeld door haar vader. 	Diezelfde avond is [slachtoffer] haar verblijfplaats bij het Leger des Heils ontvlucht 	door uit het slaapkamerraam te klimmen. Zij werd op dinsdag 9 februari 2021 	omstreeks 01:46 uur aangetroffen op de [adres 3] in [plaats 2] , alwaar zij 	schaars gekleed liep. Na onderzoek werd zij teruggebracht naar het Leger des Heils
in [plaats 1] , waar zij diezelfde dag rond 11:15 uur weer weg liep. Aan een 	voorbijganger had zij gevraagd waar zij [tramlijn] kon vinden. Uit camerabeelden van 	de HTM bleek later dat [slachtoffer] daadwerkelijk [tramlijn] had genomen en uit was
gestapt bij een halte, die dicht bij haar ouderlijke woning lag.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 april 2021, voor zover inhoudende (p. 168-170):
(…) [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2008 (…). Op 8 februari 2021 heeft er een incident plaats gevonden bij [slachtoffer] thuis waardoor zij uit huis is geplaatst en sindsdien verbleef op het [adres 1] in [plaats 1] (locatie [naam 1] ). Deze machtiging uithuisplaatsing is tot stand gekomen naar aanleiding van een eenvoudige mishandeling op de [adres 2] in [plaats 2] , waar zij mishandeld zou zijn door haar vader. Op 9 februari 2021 was [slachtoffer] weggelopen uit de open instelling. (…) Politieambtenaren van de eenheid [plaats 2] zijn op 9 februari 2021 rond 11:20 uur langs moeder [moeder slachtoffer] gegaan op de [adres 2] in [plaats 2] . Dit om meer informatie te verkrijgen met betrekking tot de vermissing. Ter plaatse werd de deur opengedaan door de moeder en zus. Met toestemming van de moeder werd de woning bekeken, daar was de vermiste niet aanwezig. In de woning werd [verdachte 1] , de vader van [slachtoffer] , aangetroffen (…). Op 15 februari 2021 om 19:56 uur werd de Districtsrecherche [plaats 4] - [gemeente] ingelicht dat [verdachte 1] , [moeder slachtoffer] en de vermiste [slachtoffer] aangetroffen waren in [land 4] , bij de grens met [land 5] . Zij reden in een [afkomstig uit land 5] voertuig.
4. Het geschrift, te weten: ‘Beschikking van de kinderrechter; voorlopige voogdij; spoedvoorziening’ gedateerd 9 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 78):
(…) Beslissing. De kinderrechter: belast Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met de voorlopige voogdij over [slachtoffer] van 09 februari 2021 tot 19 februari 2021; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad (…).
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 41-44):
Uit onderzoek was gebleken dat de [moeder slachtoffer] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . (…) Op woensdag 10 februari 2021 te 00:50 uur, vond er een gesprek plaats tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en een NN-vrouw die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Het gesprek vond plaats in een buitenlandse taal. Dit gesprek werd vertaald door een beëdigde tolk. Deze verklaarde dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] aan de NN-vrouw vraagt of zij haar dochter wil verplaatsen van A naar B. De NN-vrouw gaf hierop als antwoord dat zij dit nu niet ging doen aangezien dit te gevaarlijk was. (…) Uit de opgenomen telefoongesproken blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op woensdag 10 februari 2021 verplaatst vanuit [plaats 2] in de richting van [land 3] en later ook weer terug naar [land 2] . Vanaf 07:42:35 is te zien dat het telefoonnummer gebruik maakt van verschillende zendmasten richting [land 3] . Op 10 februari 2021, omstreeks 10:37 uur krijgt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] een inkomende oproep. Op dat moment maakt het telefoonnummer gebruik van zendmasten in [plaats 5] en [plaats 6] . Op woensdag 10 februari 2021 tussen 10:40 uur en 19:43 uur hebben er geen telefoongesprekken plaatsgevonden. Omstreeks 19:43 uur verschijnt het telefoonnummer weer in het Nederlandse netwerk. Het telefoonnummer maakt dan gebruik van een zendmast in de buurt van [plaats 7] . Hierna is te zien dat het telefoonnummer verplaatst in de richting van [plaats 2] met als eindpunt een zendmast op het [adres 4] te [plaats 2] . Een overzicht van het gebruik van de zendmasten op de heenweg en terugweg is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. (…) Op woensdag 10 februari 2021 te 21:31 uur vond er een gesprek plaats tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en een NN-vrouw (…) Tijdens het telefoongesprek wordt de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] door NN-vrouw " [medeverdachte] " (fon.) genoemd. Hieronder staat de vertaling van een gedeelte van het gesprek weergegeven. NNV3898 is boos op [medeverdachte] (fon.) omdat [medeverdachte] haar broer ging helpen de kinderen naar [land 3] te brengen.
[medeverdachte] : Ze hebben het kind uit huis geplaatst. Zijn kind is twee keer door het raam gevlucht.
NNV3898 : Ik snap het niet. Waar is je broer?
[medeverdachte] : In de gevangenis. Hij zit vast.
NNV3898 : Waar was je in [land 3] . Waar was je?
[medeverdachte] : Ik was in [land 3] , bij mijn neef. Ze hebben zijn kinderen daar achtergelaten anders zouden ze uit huis worden geplaatst.
NNV 3898 : Waarom ben je met hen meegegaan? Was het niet genoeg dat je neef meeging? Waarom ben je meegegaan om je baan kwijt te raken?
[medeverdachte] : Hij zei dat het kind aan het huilen was.
[medeverdachte] : Hij (mijn broer) heeft zijn dochter geslagen en de politie heeft mijn broer meegenomen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 57-58):
Op vrijdag [datum] 2020 werd tijdens een doorzoeking van de [adres 5] te 	[plaats 2] een mobiele telefoon in beslag genomen waarvan verdachte [verdachte 2] 	aangaf dat dit haar mobiele telefoon betrof. (…) In een gesprek van 10 februari 	2021 werden spraakberichten verzonden door de gebruiker van het telefoontoestel. 	De stem in deze audio berichten herkende ik als de vrouwelijke stem van verdachte 	[verdachte 2] . (…) Het bewuste chatgesprek vond plaats via de applicatie Whatsapp 	vanuit de Griekse Simkaart van verdachte [verdachte 2] met telefoonnummer 	[telefoonnummer 4] naar het contact 	[naam contact] met telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Het 	telefoontoestel betreft een zogenaamde dual-sim telefoon waarin twee simkaart 	kunnen worden geplaatst. In het andere sim-slot zat een [land 2] 	telefoonnummer, namelijk [telefoonnummer 2] dat via Whatsapp aangemeld stond onder 	[Voornaam verdachte 2] . In het eerste verdachteverhoor dat onder anderen ik, verbalisant (…), op 	vrijdag [datum] 2021 met verdachte [verdachte 2] deed, verklaarde zij mij dat 	haar roepnaam [Voornaam verdachte 2] betrof. (…) In de reeds benoemde audiobestanden werd een taal 	gesproken die ik, verbalisant (…) niet machtig was. De audiobestanden zijn op ons 	verzoek vertaald door een Turkse tolk (…). Onderstaand een tweetal relevante 	uitgewerkte audioberichten die door verdachte [verdachte 2] naar het contact 	[naam contact] werden verzonden:
‘Joh [naam 4] ik hoor jou wel waarom hoor jij mij niet? Waarom word je woedend 	waarom word je boos? Joh [naam 5] belde mij gisteravond. Ik heb jou verteld 	gisteravond, ik nam dus op, zo van, eens kijken wat we met jou gaan doen. En dat ik 	dus het geld zou gaan opnemen ik had dus wat zaakjes te doen hij belde mij en zei 	[Voornaam verdachte 2] zei hij, de dochter van mijn zus zei hij weet ik veel dus wat ze gedaan hebben 	gisteravond, ze hebben ruzie gehad/gevochten of zo, ze hebben de dochter van zijn
zus verstopt, ze wilden haar naar mij toe brengen, ik zei nee ik was bang om haar in 	huis te nemen, en toen zeiden ze laten we haar naar [naam 5] huis brengen, naar 	[land 3] . Dat zijn we nu dus aan het doen, we gaan met [naam 5] om haar naar 	[naam 5] huis in [land 3] te brengen. We gaan met [naam 5] samen het kind 	achterlaten en dan gelijk weer terugkeren. Begrijp je?’
‘Ja zo dacht ik dus ook en heb achter hem/haar (ntv) toch, ik heb hem dus geholpen, 	laat ik met hem samen heen en terug gaan, om jou op te halen ik zei tegen hem laten 	we dit zondag doen, laten we het kind zondag naar [land 3] brengen, bij hem thuis 	achterlaten, en dat we jou ook kunnen ophalen, hij zei nee [Voornaam verdachte 2] het is noodzakelijk 	dat het kind vandaag vlucht, we zijn al vanaf zes uur 's ochtends onderweg, dus 	daarom, hij zei nee we moeten het kind vandaag naar buiten brengen, hij zei dan 	moet ze tot zondag bij jou blijven, maar ik werd bang want het kind wordt gezocht, 	haar vader gaf het kind een klap [met de vlakke hand], het kind liet de politie komen 	naar haar vader, ze zijn dus op zoek naar het kind, we moeten het kind dus 	noodgedwongen hier vandaan weg halen, we moeten haar naar [land 3] brengen, 	ik ga dus met [naam 5] praten zondag, als hij jou kan ophalen, dan kan [naam 5] jou 	komen ophalen daar in [land 3] . Ja dat is wat gaat gebeuren er zit niks anders op 	[naam 4] (ntv) jij kunt niet met hen komen met dinges dat kan niet.’
7. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] op 1 juli 2021, voor zover 	inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 227 e.v.):
(…) Ik heb de huisverbod procedure uitgelopen met de hulpofficier van justitie en 	een collega. Mijn taak is om vanuit het CIT, als er kinderen bij zijn, met hen in 	gesprek te gaan en informatie verzamelen. Dat huisverbod is toen afgegeven. 	Daaruit kwamen veel zorgen naar voren en vanuit de gesprekken met beide ouders 	kwamen ook veel zorgen naar voren. Ik merkte dat iedereen op één lijn zat, voor een 	vrijwillige uithuisplaatsing. Zowel de ouders, [slachtoffer] en ik vanuit mijn positie als 	hulpverlener. Toen heb ik afgesproken met de familie dat [slachtoffer] en de moeder 	naar huis zouden gaan, zodat ik een plek kon regelen en een plaatsing te kunnen 	realiseren. V: Wat was dan het moment dat het niet meer vrijwillig werd? A: Wij 	gingen met zijn tweeën, mijn collega Carmen en ik, op huisbezoek bij [slachtoffer] en 	haar ouders. Moeder wilde toen niet meer meewerken. We mochten [slachtoffer] niet 	meer spreken van haar moeder. Zij gaf aan dat het eventueel wel met videobellen 	mocht, maar niet face to face. De advocaat van het gezin belde met moeder en ik 	heb in het Turks uitgelegd waarom wij vonden dat wij haar moesten spreken. Dat 	drong niet door. Zij vroeg ons om een machtiging en welke zorgen wij hebben. Zij 	vroeg wat voor plan wij hadden als wij [slachtoffer] niet konden spreken. Ik zei dat wij 	naar de Raad van de Kinderbescherming zouden gaan, omdat er zorgen zijn en dat 	het niet meer vrijwillig ging.
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 1 juli 2021, voor zover 	inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 231 e.v.):
U wordt gehoord als getuige, met betrekking tot de zaak van [slachtoffer] . Zij werd 	op 8 februari 2021 uit huis geplaatst en ondergebracht bij een locatie van het Leger 	des Heils. Vervolgens werd zij vanaf 9 februari 2021 vermist en later met haar 	ouders in het buitenland aangetroffen. Ik wil u een aantal vragen stellen over de 	uithuisplaatsing an sich. (…) V: U bent dus aangesloten bij [getuige 1] . U bent dus met 	hem naar de woning gegaan van [slachtoffer] en haar familie. Wat gebeurde daar toen? 	A: Wij kwamen daar bij de woning. We werden binnengelaten. Wij troffen moeder 	aan (…) Wij kwamen toen met de mededeling dat wij [slachtoffer] op kwamen halen. 	Toen kregen wij te horen dat [slachtoffer] niet meer geplaatst wilde worden en dat 	[slachtoffer] spijt had van wat zij allemaal had verteld. [slachtoffer] was daar niet bij 	aanwezig, ik heb haar niet gezien. Wij hebben toen eigenlijk aangegeven van ja, dat 	kan, maar dan willen wij dat van haarzelf horen. Dat kon niet. Moeder stond ons wel 	toe om haar eventueel te bellen,	maar niet face to face te spreken. Toen hebben we 	het daar uitgebreid over gehad met moeder. Op een gegeven moment belde moeder 	een advocaat, die zette zij op de speaker. Moeder wilde dat wij het met de advocaat 	bespraken. Die advocaat vroeg ons wat er aan de hand was en wij legden dat uit. Dat 	wij kwamen voor een vrijwillige plaatsing, maar dat zij dat niet meer wilden. De 	advocaat vroeg of er een machtiging uithuisplaatsing was en een 	ondertoezichtstelling. Wij hebben uitgelegd dat dat niet het geval was, omdat het om 	een vrijwillige uithuisplaatsing ging. (…) Waar het op neer kwam was dat het voor 	ons noodzakelijk was om [slachtoffer] zelf te zien en te spreken. Als dat niet kon, 	zouden wij met de Raad van de 	Kinderbescherming gaan spreken en dat het dan 	misschien wel zou komen tot een gedwongen uithuisplaatsing en 	ondertoezichtstelling. De advocaat probeerde moeder nog te bewegen om met ons in 	gesprek te gaan. Moeder was heel bang dat zij haar dochter kwijt zou raken. Ze 	wilde de garantie dat zij niet uithuisgeplaatst zou worden. We hebben toen de 	woning verlaten om intern te overleggen. Dit hebben wij ook benoemd naar de 	advocaat, om er nog even over na te denken. In de auto buiten hebben wij gebeld 	met de gedragswetenschapper. Wij hebben daar besproken wat onze lijn was en 	onze bodemeis. Wij moesten sowieso [slachtoffer] face to face spreken. Als moeder 	daar niet aan mee wilde werken, zouden we dat bij de Raad voor de 	Kinderbescherming neerleggen. Dat was ons besluit. We zijn teruggegaan naar de 	woning en hebben de moeder nogmaals gevraagd om [slachtoffer] te spreken. Zij bleef 	erbij dat dat via de telefoon kon, maar niet face to face. Het was voor ons duidelijk 	dat zij niet vrijwillig meewerkte. Wij hebben aangegeven dat wij ons zorgen 	maakten en dat wij de Raad voor de Kinderbescherming en de politie zouden 	inschakelen. (…) V: Wat is er daarna gebeurd? A: Wij zijn naar kantoor gegaan. 	(…) De politie gaf aan dat zodra wij een machtiging van de kinderrechter hadden, 	zij in actie konden komen. Toen wij te horen kregen van de Raad dat zij een 	voorlopige ondertoezichtstelling een en machtiging uithuisplaatsing hadden 	gekregen. Toen hebben wij met de politie geschakeld en afgesproken wat we beiden 	naar de woning zouden gaan om daar te	beginnen met de zoektocht naar [slachtoffer] . 	VR: Dus jullie hebben aangeklopt? A: Ja, die machtiging wordt uitgesproken door 	de kinderrechter en die moet dan uitgevoerd worden. (…) We zijn dus naar de 	woning gegaan. Nanda en ik met zijn tweeën en de politie. Wij kwamen daar aan en 	hebben aangebeld. Er werd opengedaan. Daar zagen wij [slachtoffer] direct staan, tot 	onze verbazing. Moeder was in de woning en er waren nog meer andere personen 	aanwezig. Ik denk familieleden en kennissen, ik weet niet precies hoeveel. Vader 	was toen nog op het politiebureau, die was er niet. Wij hebben toen geverifieerd of 	dat [slachtoffer] was (ik had haar nog niet eerder gezien en Nanda ook niet). Wij hebben 	vervolgens aangegeven dat wij haar kwamen ophalen. We hebben uitgelegd dat de 	kinderrechter een voorlopige ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing had 	uitgesproken. V: Hoe hebben jullie dat naar moeder vertaald? A: Wij hebben een 	collega gebeld, [collega] , gebeld. Die spreekt Turks. We hebben haar gevraagd of zij 	dat voor ons wilde vertalen. Moeder vroeg aan ons wat er zou gebeuren als [slachtoffer] 	niet mee wilde. Dat zei ze in het Turks, [collega] vertaalde dat. [slachtoffer] zei toen 	meteen dat zij mee wilde. Ik weet niet meer met zekerheid in welke taal zij dit zei, 	maar het was mij duidelijk dat zij mee wilde. Toen is zij meegegaan. Wij hebben 	moeder niet verteld waar zij naartoe ging. Dat was een geheime plaatsing. We 	hebben moeder wel een kaartje gegeven van ons kantoor met telefoonnummers. VR: 	Dus de mededelingen aan moeder is via collega [collega] gegaan? Is er nog iets 	overhandigd aan moeder? A: Ja, [collega] heeft dat gedaan. We hebben duidelijk 	meegegeven dat het geen keuze is, maar dat het een uitspraak was van de 	kinderrechter. Moeder heeft niets hoeven tekenen, want het was een mondelinge 	uitspraak. Wij hebben haar geen documenten overhandigd. VR: 	Ik heb in het dossier 	dat er een overleggesprek zou plaatsvinden op [datum] . In de aangifte van 	mevrouw [aangever] staat dat er een netwerkgesprek plaats zou vinden. (…)We 	hebben het kort gehouden door alleen te zeggen dat zij uithuisgeplaatst was en dat 	wij niet zouden vertellen waar [slachtoffer] heen ging.
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 11 	maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Een meneer genaamd [getuige 1] stelde de overige aanwezigen voor. Hij zei dat er 	een politiefunctionaris en iemand van de Raad bij was en dat ze mij behulpzaam 	wilden zijn. (…) De volgende dag kregen we te horen dat mijn dochter was 	meegenomen (…).
9. De verklaring van de verdachte [slachtoffer] , afgelegd op de terechtzitting van 8 juli 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 15 februari 2021, in gezelschap van mijn vrouw en dochter 	[slachtoffer] , ben aangehouden bij de grens van [land 4] en [land 5] . We waren op 	weg naar [land 1] .
10. De verklaring van de verdachte [verdachte 2] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 	15 februari 2021, voor zover inhoudende:
(…) Ik werd gebeld door [naam 5] , dat is een neef van mij. (…) U vraagt mij 	nogmaals of iemand mij heeft gevraagd om iets te doen. Dat klopt. Ik ben op een 	geven moment naar [land 3] gegaan. (…) [moeder slachtoffer] is de moeder van [zus van slachtoffer] en van het 	meisje dat ontvoerd is. (…) [naam 5] is familie van hen. U vraagt of het klopt dat 	[naam 5] het meisje in de auto had en dat zij naar [land 3] gingen. Ja (…) Er was 	één auto: in de auto van [naam 5] zaten de twee dochters van [moeder slachtoffer] ( [slachtoffer] en de 	andere dochter), [naam 5] en ik.
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 09/035164-21)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer 2] , van de politie-eenheid [plaats 2] , district [district 1] , basisteam [plaats 3] , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 28).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 7-8):
Op maandag 8 februari 2021, omstreeks 00.00 uur, kregen wij, van het operationeel
centrum Politie, de opdracht om naar de [adres 2] te [plaats 2] , ter hoogte van
nummer 231 , te gaan. Aldaar zou een meisje van 12 staan die door haar vader zou zijn mishandeld. Op maandag 8 februari 2021, omstreeks 00.15 uur, kwamen wij aan op het genoemd adres. Wij zagen daar een meisje staan. Wij zagen dat het meisje een witte trui en slippers droeg. Het meisje gaf op te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008. (…) Ik zag dat [slachtoffer] een wond had op haar rechterwang. Ik zag dat [slachtoffer] een dikke onderlip had. (…) Ik hoorde dat [slachtoffer] het volgende zei: ‘Ik woon op de [adres 2] . Ik was met mijn moeder op bed. Ik zat op de telefoon van mijn moeder een spel te spelen. Toen kwam mijn vader thuis. Mijn vader drinkt alcohol. Hij drinkt veel. Ook deze avond. Hij was boos op mij, omdat ik op de telefoon zat. Hij was heel boos. Hij sloeg mij. Hij sloeg mij een paar keer met zijn vlakke hand in mijn gezicht. Ik heb hierdoor een wond op mijn wang en een dikke lip.’
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 juli 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik heb mijn dochter [slachtoffer] op 8 februari 2021 te [plaats 2] een klap tegen haar 	hoofd gegeven met de vlakke hand.