Op 14 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 23 december 2020. Het verzoek betreft een cliënt, geboren in 1958, die verblijft in een verpleeghuis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokken partijen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een indicatiebesluit en een zorgplan, die relevant zijn voor de beoordeling van het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk uitgebreide neurocognitieve stoornissen op basis van alcoholgerelateerde dementie. Deze aandoening leidt tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren van de cliënt, waardoor hij afhankelijk is van zorg en toezicht van derden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf in een accommodatie noodzakelijk zijn om ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en verwaarlozing, te voorkomen.
De rechtbank heeft het formele verweer van de advocaat van de cliënt, dat het verzoek afgewezen moest worden vanwege het ontbreken van een actueel zorgplan, gepasseerd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel een actueel zorgplan wenselijk is, dit geen absolute vereiste is voor de verlening van de machtiging. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is uitgesproken ter openbare zitting en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 25 januari 2021.