ECLI:NL:RBDHA:2021:7759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
09/020877-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan oplichting en diefstal met valse sleutel, en witwassen van gestolen goederen

Op 21 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting, diefstal met valse sleutel en witwassen. De verdachte, geboren op 1 januari 1997, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting van vier slachtoffers, waarbij zij door middel van telefonische oplichting hun bankpassen en pincodes afhandig werden gemaakt. De slachtoffers, voornamelijk ouderen, werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker en hen verzocht hun bankpassen door te knippen en deze aan een 'collega' van de bank te overhandigen. De verdachte en zijn medeverdachte werden op 22 januari 2021 aangehouden, waarbij bij de medeverdachte een aanzienlijk geldbedrag van € 12.560,- en meerdere bankpassen van de slachtoffers werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de gepleegde misdrijven, omdat hij de medeverdachte had geholpen door hem naar de slachtoffers te vervoeren en op de hoogte was van de oplichtingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan verschillende reclasseringsvoorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 5.750,- aan slachtoffer 2, en werd de vordering van slachtoffer 3 niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/020877-21; 15/206283-17 (tul); 99/000222-58 (v.i.)
Datum uitspraak: 21 juli 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats 1]
[adres 1]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Alphen aan den Rijn”, locatie Maatschapslaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 april 2021 (pro forma) en 7 juli 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.F. Baas, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 7 juli 2021 (cursief) - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Oegstgeest en/of Sassenheim en/of Bennebroek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen en/of telkens, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van bankpassen en/of de bijbehorende pincodes, door (telkens)
- telefonisch contact met voornoemde slachtoffers op te nemen en/of
- zich voor te doen als (een) bankmedewerker(s) en/of
- voornoemde slachtoffers te vertellen zij waren opgelicht en/of konden worden opgelicht en/of dat hun bankrekeningen konden worden gehackt en/of
- hen te vragen hun bankpassen door de knippen en/of vervolgens hen die bankpassen en/of bijbehorende pincodes te laten afgeven;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Oegstgeest en/of Sassenheim en/of Bennebroek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen en/of telkens, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] ,

heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van bankpassen en/of de bijbehorende pincodes, door (telkens)

- telefonisch contact met voornoemde slachtoffers op te nemen en/of
- zich voor te doen als (een) bankmedewerker(s) en/of
- voornoemde slachtoffers te vertellen zij waren opgelicht en/of konden worden opgelicht en/of dat hun bankrekeningen konden worden gehackt en/of
- hen te vragen hun bankpassen door de knippen en/of vervolgens hen die bankpassen en/of bijbehorende pincodes te laten afgeven;

tot en/of bij welk misdrijf verdachte op 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Oegstgeest en/of Sassenheim en/of Bennebroek, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] (telkens) in een auto naar (de omgeving van) voornoemde slachtoffers te vervoeren;

2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Oegstgeest en/of Bennebroek en/of Sassenheim, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) meerdere geldbedragen toebehorende aan
- [slachtoffer 1] (4450 euro) en/of
- [slachtoffer 2] (6000 euro) en/of
- [slachtoffer 3] (1000 euro) en/of
- [slachtoffer 4] (2583 euro),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens middels een bankautomaat/betaalautomaat geld (daaruit) op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl verdachten geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en/of codes van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen hadden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Oegstgeest en/of Bennebroek en/of Sassenheim, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) meerdere geldbedragen toebehorende aan
- [slachtoffer 1] (4450 euro) en/of
- [slachtoffer 2] (6000 euro) en/of
- [slachtoffer 3] (1000 euro) en/of
- [slachtoffer 4] (2583 euro),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens middels een bankautomaat/betaalautomaat geld (daaruit) op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl verdachten geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en/of codes van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen hadden,
tot en/of bij welk misdrijf verdachte op 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Oegstgeest en/of Sassenheim en/of Bennebroek, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] (telkens) in een auto naar (de omgeving van) voornoemde bankautomaten/betaalautomaten te vervoeren en/of de door verdachte [medeverdachte] middels voornoemde diefstal(len) buitgemaakte sigaretten en/of VVV-cadeaukaarten te vervoeren;
3.
hij op of omstreeks 22 januari
2021te Oegstgeest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, één of meerdere voorwerpen
- een groot geldbedrag (15000 euro) en/of
- meerdere sloffen sigaretten en/of
- VVV-bonnen en/of
- bankpassen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
hij, op een of meer tijdstippen op of omstreeks 26 november 2020 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen toebehorende aan mw. [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens middels een bankautomaat/betaalautomaat geld (daaruit) op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl verdachten geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en/of codes van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen hadden.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daarnaast gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat het bij het onder 3 ten laste gelegde feit om eenvoudig witwassen van een geldbedrag van € 12.560,‑, meerdere sloffen sigaretten, vijf VVV-bonnen en bankpassen uit eigen misdrijf gaat.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank - voor zover relevant - onder 3.5. nader ingaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit kan naar het oordeel van de raadsman wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Op specifieke standpunten van de raadsman zal de rechtbank - voor zover relevant - onder 4.5. nader ingaan.
3.3.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit
De rechtbank is met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden in bijlage I opgenomen.
3.5.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangeefsters [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] achtereenvolgens op 22 januari 2021 zijn opgelicht. Zij zijn allen thuis opgebeld door een zogenaamde medewerker van de bank die hen mededeelde dat - kort gezegd - fraude werd dan wel zou kunnen worden gepleegd met hun rekeningen. Om dit te voorkomen, moesten zij hun pincode en andere gegevens doorgeven, waarna vervolgens een collega van de bankmedewerker bij hen aan de deur kwam om hun doorgeknipte pinpassen mee te nemen. Vervolgens is telkens binnen relatief korte tijd na de oplichtingen gepind met de pinpassen van de aangeefsters. Zo is ruim een half uur na de oplichting van [slachtoffer 4] al met haar pinpas gepind en is met de pinpassen van aangeefsters [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] binnen ongeveer anderhalf tot tweeënhalf uur na de oplichting voor de eerste keer gepind.
Diezelfde middag zijn de verdachte en [medeverdachte] in Oegstgeest aangehouden. Bij [medeverdachte] werd een geldbedrag van € 12.560,- in zijn broek aangetroffen, met tussen de bankbiljetten de met plakband aan elkaar geplakte pinpassen van voornoemde aangeefsters. In de auto waarin de verdachte en [medeverdachte] zaten, werden tevens meerdere sloffen sigaretten, VVV-bonnen, een gevulde plakbandrolhouder en rollen plakband aangetroffen.
Uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte is gebleken dat deze op 22 januari 2021 achtereenvolgens zendmasten in Bennebroek, Hoofddorp, Sassenheim en Oegstgeest heeft aangestraald. De tijdstippen waarop de zendmasten in de verschillende plaatsen zijn aangestraald, komen overeen met de tijdstippen waarop de aangeefsters zijn opgelicht en waarop is gepind. Ook de telefoon van [medeverdachte] heeft op 22 januari 2021 vanaf 15.00 uur zendmasten in Oegstgeest aangestraald. Met de telefoon van [medeverdachte] zijn tevens zoekslagen gemaakt op ‘geldmaat wijzer’ en ‘geldmaat [adres 2] ’, zijnde het adres van [slachtoffer 3] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij die dag - 22 januari 2021 - is opgehaald door de verdachte en dat zij de hele dag samen in de auto, waarmee verdachte hem thuis in Den Haag is komen ophalen, hebben gezeten en dat er geen andere mensen in de auto zijn geweest. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat hij die dag bij zowel banken als bij de Albert Heijn in Hoofddorp heeft gepind met pinpassen die niet van hem waren en dat hij sigaretten heeft gekocht.
Ten aanzien van verdachte [medeverdachte] acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met valse sleutel van verschillende geldbedragen van aangeefsters [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van deze aangeefsters door bij hen aan de deur te gaan om hun pinpassen op te halen. De rechtbank overweegt hiertoe dat met betrekking tot [slachtoffer 4] uit het dossier volgt dat verdachte [medeverdachte] degene is geweest die aan de deur is geweest. Alhoewel de door [slachtoffer 4] geschatte leeftijd van de dader niet overeenkomt met de leeftijd van [medeverdachte] , voldoet hij verder wel aan het door haar en haar man opgegeven signalement. Bovendien heeft haar man, getuige Van der Linden, specifiek verklaard over een zwart jack met een witte print op de achterzijde, welke beschrijving overeenkomt met de jas die [medeverdachte] tijdens zijn aanhouding aanhad. Daarnaast heeft ook aangeefster [slachtoffer 1] verklaard over een man met een donkere huidskleur en zwarte kleding, welke beschrijving overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte die dag. Ook [slachtoffer 2] geeft een signalement van de dader dat qua huidskleur en postuur overeenkomt met [medeverdachte] . Voorts heeft [medeverdachte] met zijn telefoon het adres van [slachtoffer 3] opgezocht.
Over de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de gehele dag met [medeverdachte] met de auto op pad is geweest en dat de verdachte daarbij de auto heeft bestuurd.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte samen met [medeverdachte] naar de woonplaatsen van de aangeefsters, verschillende geldautomaten en winkels is gereden waar vervolgens oplichtingen en diefstallen zijn gepleegd. In de achterbak en achter de bestuurdersstoel van de auto die de verdachte bestuurde zijn meerdere sloffen sigaretten aangetroffen.
Doordat zij de hele dag bij elkaar in de auto hebben gezeten en [medeverdachte] daarbij regelmatig is uitgestapt om de pinpassen op te halen, te pinnen en goederen te kopen, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte en [medeverdachte] , zoals de verdachte beweert, niet hebben besproken wat de bedoeling was van de verschillende ritjes, met bijbehorende stopplaatsen, en waar [medeverdachte] mee bezig was. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij gebruik maakte van Google Maps, dat hij stopte waar Google Maps hem vertelde te stoppen en dat hij verder niet wist waarom op bepaalde plaatsen gestopt moest worden en wat zijn medeverdachte daar ging doen, acht de rechtbank evenmin aannemelijk.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap had van de misdrijven die door [medeverdachte] zijn gepleegd, te weten het oplichten van mensen teneinde hun pinpassen en bijbehorende pincodes te verkrijgen en het wederrechtelijk pinnen van geldbedragen en het aanschaffen van goederen met die pinpassen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit deze gedragingen niet de nauwe en bewuste samenwerking volgt die is vereist voor een bewezenverklaring van medeplegen. Wel heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid, nu hij met deze gedragingen [medeverdachte] in de gelegenheid heeft gesteld de oplichtingen en diefstallen te kunnen plegen.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het medeplegen van oplichting en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal met valse sleutel.
Nu de bankpassen, het geldbedrag van € 12.560,- en de sloffen sigaretten naar het oordeel van de rechtbank afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf, als medeplichtige, begaan misdrijf, te weten de onder 2 subsidiair ten laste gelegde diefstal met valse sleutel, komt de rechtbank tevens tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde witwassen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deelneming dat de verdachte en [medeverdachte] de gehele dag samen in de auto hebben gezeten en de goederen aanwezig waren in de auto die de verdachte de gehele dag heeft bestuurd. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met [medeverdachte] de goederen in bewuste en nauwe samenwerking met elkaar voorhanden hebben gehad, zodat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van witwassen.
Voor wat betreft het contante geldbedrag en de bankpassen geldt dat de verdachte deze voorhanden heeft gehad (eenvoudig witwassen), terwijl de sigaretten door middel van omzetting en gebruikmaking van het geld en de bankpassen (pinbetaling) zijn verkregen, zodat in die gevallen sprake is van (opzet)witwassen.
Ten aanzien van de VVV-bonnen overweegt de rechtbank dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat deze zijn verworven met de van diefstal afkomstige pinpassen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. subsidiair.
[medeverdachte] op meer
deretijdstippen op 22 januari 2021 te Hoofddorp, Oegstgeest, Sassenheim en Bennebroek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van bankpassen en de bijbehorende pincodes, door telkens
- telefonisch contact met voornoemde slachtoffers op te nemen en
- zich voor te doen als een bankmedewerker en
- voornoemde slachtoffers te vertellen dat zij waren opgelicht, konden worden opgelicht of dat hun bankrekeningen konden worden gehackt en
- hen te vragen hun bankpassen door de knippen en vervolgens hen die bankpassen en bijbehorende pincodes te laten afgeven,
tot en bij welk misdrijf verdachte op 22 januari 2021 te Hoofddorp, Oegstgeest, Sassenheim en Bennebroek opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] telkens in een auto naar (de omgeving van) voornoemde slachtoffers te vervoeren;
2 subsidiair.
[medeverdachte]op meer
deretijdstippen op 22 januari 2021 te Hoofddorp, Oegstgeest, Bennebroek en Sassenheim, telkens meerdere geldbedragen toebehorende aan
- [slachtoffer 1] (4450,- euro) en
- [slachtoffer 2] (5.750,- euro) en
- [slachtoffer 3] (1000,- euro) en
- [slachtoffer 4] (2.283,- euro),
die aan een ander toebehoorden, te weten aan die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
[medeverdachte]die weg te nemen geldbedragen onder
zijnbereik
heeftgebracht door middel van een valse sleutel, door telkens middels een bankautomaat/betaalautomaat geld op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl
[medeverdachte]geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en codes van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen had,
tot en bij welk misdrijf verdachte op 22 januari 2021 te Hoofddorp, Oegstgeest, Sassenheim en Bennebroek opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] telkens in een auto naar (de omgeving van) voornoemde bankautomaten/betaalautomaten te vervoeren en de door [medeverdachte] middels voornoemde diefstallen buitgemaakte sigaretten te vervoeren;
3.
hij op 22 januari
2021te Oegstgeest, tezamen en in vereniging
met een ander, voorwerpen,
te weten:
- een groot geldbedrag (12.560 euro) en
- meerdere sloffen sigaretten en
- bankpassen
heeft verworven en voorhanden heeft gehad of heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn pleidooi tot vrijspraak van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, bepleit dat de verdachte ruimschoots langer in voorarrest heeft gezeten dan de duur van straf die hem voor deze feiten zou moeten worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting, waarbij van vier slachtoffers op leeftijd op slinkse wijze de pincode en de pinpas werden bemachtigd. Ook is de verdachte als medeplichtige betrokken geweest bij de opname van grote geldbedragen en de aankoop van dure goederen in winkels met de pincodes en pinpassen van de aangevers. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de gestolen goederen en geldbedragen die bij hem in de auto zijn aangetroffen. De verdachte en zijn mededader(s) lijken bewust voor oudere, meer kwetsbare, slachtoffers te hebben gekozen, kennelijk omdat die eerder geneigd zijn in babbeltrucs mee te gaan. Door zo te handelen heeft de verdachte het veiligheidsgevoel, het zelfvertrouwen en het vertrouwen in de medemens van de slachtoffers aangetast en heeft hij daarnaast aangetoond geen enkel respect te tonen voor de eigendommen van anderen. Deze schaamteloze vorm van zelfverrijking ten koste van kwetsbare ouderen zorgt voor veel verontwaardiging in de samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 juni 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict. Wel is de verdachte recent veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 17 maart 2021, waaruit volgt dat sprake is van een gemiddeld recidiverisico. De reclassering ziet een delictpatroon bij de verdachte. Volgens de reclassering is sprake van verschillende risicofactoren bij de verdachte en zijn er slechts weinig beschermende factoren. Zo had de verdachte voor zijn aanhouding wel werk, maar werkte hij niet dusdanig vaak dat hij de hele week een zinvolle dagbesteding had. Daarnaast gaat de verdachte om met vrienden die eveneens met justitie in aanraking komen, heeft hij schulden en maar weinig inkomsten. De zus van de verdachte heeft, evenals de reclassering zelf, geen grip op hem. De verdachte vertoont over het algemeen sociaal wenselijk gedrag en heeft geen open houding. Om een beter beeld van hem te krijgen en een haalbaar plan van aanpak op te stellen, acht de reclassering het noodzakelijk dat er een diagnostisch onderzoek bij de verdachte plaatsvindt. De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, meewerken aan diagnostisch onderzoek, (indien nodig) een ambulante behandeling, meewerken aan het vinden en/of behouden van een zinvolle dagbesteding en meewerken aan het opstellen van een financieel overzicht, het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De handelingen van de verdachte hebben eraan bijgedragen dat er vier slachtoffers op één dag achter elkaar zijn opgelicht en bestolen, maar de verdachte heeft hier geen enkele verantwoordelijkheid voor willen nemen. Het moet voor de verdachte en voor de samenleving duidelijk zijn dat het plegen van dit soort feiten zwaar wordt bestraft. Aangezien de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Kijkend naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, meent de rechtbank dat de oplegging van een gevangenisstraf van negen maanden gerechtvaardigd is.
De rechtbank zal een deel van die straf, te weten drie maanden, voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en de kans op recidive terug te dringen door de verdachte onder begeleiding en - indien nodig - behandeling te stellen.

7.De vorderingen benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
De ingediende vorderingen
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat voor het gedeelte van € 1.000,- uit materiële schade en voor het gedeelte van € 450,- uit immateriële schade.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] , vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze voor zowel het materiële als het immateriële gedeelte onvoldoende onderbouwd is.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu onduidelijk is of zij het gevorderde bedrag inmiddels al vergoed heeft gekregen van de bank. Met betrekking tot benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ook zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat niet duidelijk is of de gevorderde € 1.000,- aan materiële schade inmiddels al vergoed is door de bank, zoals volgens [slachtoffer 3] in de lijn der verwachting lag. Daarnaast is het immateriële deel van de vordering niet onderbouwd.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Anders dan de raadsman heeft betoogd blijkt uit het dossier (p. 395) voldoende duidelijk dat [slachtoffer 2] de schade niet vergoed heeft gekregen. De rechtbank acht de schadepost dan ook voldoende onderbouwd en wijst de vordering dan ook toe tot een bedrag van € 5.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit samen met een of meer anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een ander een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld, is hij tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 5.750,‑, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.
7.4.2.
De vordering van [slachtoffer 3]
Materiële schade
De rechtbank acht de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt immers dat de benadeelde partij reeds een geldbedrag van € 800,- vergoed heeft gekregen van de bank en dat zij binnenkort ook de overige € 1.000,- vergoed zal krijgen. Gelet hierop kan de rechtbank er niet zonder meer van uitgaan dat de benadeelde partij tot op heden nog niet geheel schadeloos is gesteld door de bank. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering, nu de gevorderde immateriële schade in het geheel niet is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskostenveroordeling
Het bovenstaande brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat op de op de lijsten van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 09/020877-21 (hierna: de beslaglijsten met parketnummer 09/020877-21, welke als bijlage II aan dit vonnis zijn gehecht) onder 1 tot en met 9 genoemde goederen conservatoir beslag rust en dat de verdachte van de overige op de beslaglijsten genoemde voorwerpen reeds afstand heeft gedaan.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen, op het standpunt gesteld dat het conservatoire beslag dient te worden opgeheven en dat de goederen aan de verdachte dienen te worden geretourneerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op de onder 1 tot en met 7 genoemde goederen conservatoir beslag rust. Met betrekking tot de onder 8 tot en met 15 genoemde goederen stelt de rechtbank vast dat de verdachte hier blijkens pagina 52 van het dossier reeds afstand van heeft gedaan. Gelet op het voorgaande behoeft de rechtbank geen beslissing te nemen over de inbeslaggenomen goederen.
9. De vordering tot tenuitvoerlegging
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 18 juni 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 15/206283-17 door de politierechter van de rechtbank Noord-Holland op 23 april 2018 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij deze vordering.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Noord-Holland op 23 april 2018. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 29 januari 2021 onder parketnummer 99/000222-58 gevorderd dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept wegens het niet naleven van de daaraan verbonden algemene voorwaarde, nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de volledige periode van voorwaardelijke invrijheidstelling van 244 dagen gevorderd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij deze vordering.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af te wijzen, gelet op zijn pleidooi ten aanzien van de straf. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het zinvol is om de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling in stand te houden, omdat de verdachte op die manier aan een justitieel kader verbonden blijft.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de onherroepelijk geworden uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 februari 2019 met parketnummer 15/100757-18 is de veroordeelde veroordeeld tot een onherroepelijke vrijheidsstraf met een periode van voorwaardelijke invrijheidstelling van 244 dagen.
Aan veroordeelde is met ingang van 12 mei 2020 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend, onder meer onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van dit vonnis, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De veroordeelde heeft daarmee de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden, niet nageleefd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 48, 57, 63, 311, 326, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van witwassen
en
medeplegen van eenvoudig witwassen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de reclassering op door de reclassering te bepalen locatie en tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan diagnostisch onderzoek, te verrichten door de forensische polikliniek te Den Helder;
- zich - indien dit wordt geadviseerd - laat behandelen door de forensische polikliniek te Den Helder of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- zich actief inzet om dagbesteding te vinden, te behouden en/of meewerkt aan de dagbesteding die hem wordt aangeboden door de reclassering (re-integratietraject Vinkebrug) of een soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij de dagbesteding kan bestaan uit het volgen van een opleiding of het uitvoeren van (vrijwilligers)werk;
- meewerkt aan het tot stand komen van een financieel overzicht, het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 5.750,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door een mededader aan de benadeelde partij zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2]
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van een bedrag groot € 5.750,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 63 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan [medeverdachte] opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland d.d. 23 april 2018, gewezen onder parketnummer 15/206283-17, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis;
de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder parketnummer 99/000222-58 toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten een periode van 244 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. F. Rutten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Holsteijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2021.
Mr. Rutten is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL1500- 2021023180, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 428). De bewijsmiddelen zijn steeds zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , opgemaakt op 23 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 141-142):
Op 22 januari 2021 omstreeks 11.00 uur was ik in mijn woning aan de [adres 3] in Bennebroek. Er werd aan de voordeur aan gebeld. Ik zag dat er een man voor de deur stond. Hij zei tegen mij dat hij van de Rabobank was. Ik heb hem vervolgens binnen gelaten. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- donker getint/donkere huidskleur;
- lengte ongeveer 1.80 meter;
- mondkapje voor;
- hij was netjes gekleed.
Hij zei dat hij voor mijn bankpas kwam. Ik vond dit wel een beetje vreemd, maar ik heb vervolgens mijn bankpas gepakt. Ik moest deze van de man doorknippen. Dit heb ik gedaan. De man heeft deze pas meegenomen. Het betreft een bankpas met [nummer 1] en [rekeningnummer 1] . De man heeft aan mij geen reden gegeven waarom ik de pas moest inleveren en doorknippen. Ik was zeer overrompeld door hem. Mijn man is thuis gekomen toen de man van de bankpas nog in mijn woning was. De man heeft hierna mijn woning verlaten. Hij sloeg rechtsaf de [straanaam 1] op. De man liep heel snel weg.
2)
Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 23 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 145):
Op 22 januari 2021 omstreeks 11.15 uur kwam ik thuis in mijn woning aan de [adres 3] in Bennebroek. Ik zag dat er een man in mijn woning aan tafel zat.
Ik kon deze man niet. Mijn vrouw was ook in de woning. Zij zat aan de telefoon met de Rabobank. Ik vertrouwde het allemaal niet. Ik heb de telefoon neer laten leggen. Ik zag dat het bankpasje van mijn vrouw doorgeknipt op tafel lag. Ik wilde dit pasje hebben. De man pakte echter dit pasje op en liep de woning uit. Ik ben meteen achter hem aangelopen. Hij liep eerst rustig maar hij begon te rennen. Toen ik achter hem liep zag ik dat hij een donkere jas aan had met een witte print op de achterkant. Dit had ik in huis al gezien. Ik kan deze man verder als volgt omschrijven:
- lengte ongeveer 1.80-1.85 meter;
- getinte huidskleur;
- donkerzwart jack met witte print op de achterzijde.
3)
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 192-193):
[adres 4]
Op 22 januari 2021, omstreeks 11.15 uur, hoorde ik mijn vaste telefoon
afgaan. Ik nam de telefoon op. Ik hoorde dat ik sprak met meneer [naam 1] van de Ambo Amro bank. Ik hoorde dat meneer [naam 1] tegen mij vertelde dat er een rekening van 800 euro was overgemaakt naar een rekening in Afrika. Ik hoorde hierna dat meneer [naam 1] zei dat hij mijn pinpas nodig had om het geld terug te krijgen. Ik hoorde dat meneer [naam 1] nog een aantal vragen vroeg. Ik heb hier antwoord op gegeven. Ik hoorde dat meneer [naam 1] uitlegde dat ik mijn pincode moest zeggen. Ik wilde eerst mijn pincode niet geven. Ik hoorde dat meneer [naam 1] hierna uitlegde dat hij de pincode nodig had om de 800 euro terug te krijgen. Als ik de pincode niet zou geven, zou ik de 800 euro niet terugkrijgen. Ik gaf vervolgens mijn pincode over de telefoon. Ik hoorde meneer [naam 1] hierna mij bedanken. Ik hoorde meneer [naam 1] zeggen dat er een collega aan de deur kwam om de pinpas op te halen. Ik hoorde dat ik een blanco envelop en een schaar moest klaarleggen. Ik heb dit op mijn tafel klaargelegd. Ik heb bij de envelop en schaar ook mijn pinpas neergelegd. Ik hoorde meneer [naam 1] ook zeggen dat hij alle acceptgiro enveloppen nodig
(had). Ik heb alle acceptgiro enveloppen ook op tafel neergelegd. Ik hoorde meneer [naam 1] hierna zeggen dat de collega er over 5 minuten zou zijn. Op 22 januari 2021, omstreeks 11.30 uur, kwam er een man aan de deur. Ik
hoorde dat de man zichzelf voorstelde aan mij. Ik hoorde dat de man zei dat hij [naam 2] heette. Ik hoorde [naam 2] zei dat hij de pinpas kwam ophalen. Ik liet de man binnen. Ik zag dat de man achter mij aanliep de woonkamer binnen. Ik zag dat [naam 2] direct de pinpas en de schaar pakte. Ik zag dat [naam 2] de pinpas doormidden knipte. Ik zag dat [naam 2] hierna de pinpas in de envelop deed. Ik hoorde dat [naam 2] mij bedankte. Ik vroeg aan [naam 2] wanneer ik mij pinpas kreeg. Ik hoorde [naam 2] zeggen dat dit maandag zou zijn. Ik zei dat dit niet kon. Ik hoorde [naam 2] hierna zeggen dat dit dan dinsdag ging zijn. Ik zag dat [naam 2] weer naar buiten ging via de voordeur. Ik omschrijf de persoon als volgt:
- man;
- bruine huidskleur;
- ongeveer 1.75 lang;
- kroeshaar met opgeschoren zijkant;
- atletisch postuur;
- sprak perfect Nederlands.
4)
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 125-126, met fotobijlage op p. 129):
[adres 5]
Op 22 januari 2020
(de rechtbank begrijpt: 2021), omstreeks 13.40 uur, was ik thuis. Om 13.44 werd ik gebeld door [telefoonnummer] . Ik hoorde een mannelijke stem en dat hij mij vertelde dat hij [naam 1] heette. Ik hoorde van hem dat hij medewerker was bij de Rabobank in Utrecht. Hij kon mij precies vertellen wat mijn naam, adres en geboortedatum was. Hij vertelde mij dat er mensen geprobeerd hadden in te breken op mijn bankrekening. Dit betreft [rekeningnummer 2] . Er zou fraude gepleegd kunnen worden met de rekening en daarom moest ik van hem mijn rekening blokkeren zodat de inbrekers er niet meer op zouden kunnen komen. Ik moest van hem mijn rekeninggegevens doorgeven. Deze had ik aan hem verteld via de telefoon. Ik had ook mijn pincode doorgegeven. Ook vertelde hij mij dat zijn collega langs zou komen om de pas op te halen. Op het moment dat ik nog aan de telefoon was met [naam 1] , werd er aangebeld en zag ik de collega van [naam 1] . Ik zag dat het een man was met een donkere huidskleur, zwarte kleding en
(dat hij)een mondkapje droeg. Hij vertelde mij dat hij van de Rabobank was en dat hij voor de bankpas kwam. Dit betreft een Rabo Wereldpas met pasnummer [nummer 2] . De man kwam de woning binnen en heeft in het bijzijn van mij de bankpas doorgeknipt en in een witte envelop gedaan. Deze man had ook nog even kort [naam 1] aan de telefoon gehad. De man is vervolgens weggegaan met de envelop met daarin de doorgeknipte bankpas. Diezelfde dag omstreeks 15.45 uur, zag ik via telebankieren op mijn iPad dat er geld van mijn bankrekening ( [rekeningnummer 2] ) gehaald was. Ik zag dat er om 15.21 uur 2.000 euro was gepind bij geldautomaat Bollenstreek, dat er om 15.22 uur 2.000 euro was gepind was gepind bij geldautomaat Bollenstreek en dat er om 15.23 uur 450 euro was gepind bij geldautomaat Bollenstreek.
5)
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , opgemaakt op 23 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 137-138, met goederenbijlage op p. 139):
[adres 2]
Op 22 januari 2021, omstreeks 15:00 uur, werd ik gebeld op mijn huistelefoon door een manspersoon die zei dat hij van de ING Bank was. De man sprak met een accent, maar ik kan niet omschrijven wat voor accent. De man vertelde mij dat mijn rekening mogelijk gehackt kon worden en dat ik mijn rekening moest blokkeren. De man vertelde mij dat de ING Bank dat kon regelen. De man vertelde mij dat ik mijn bankpassen doormidden moest knippen en in een envelop doen. De bank zou dan een persoon langs mijn woning sturen die mijn bankpassen op zou komen halen. De man vroeg mij vervolgens om de pincodes van mijn bankpassen, die heb ik telefonisch ook gegeven aan de man aan de telefoon. Ik heb vervolgens mijn bankpassen van de ING en Rabobank door midden geknipt en in een envelop gedaan. Op een gegeven moment ging de bel van de voordeur. Ik hing toen nog steeds aan de telefoon met de man van de ING Bank. Voor de deur stond een voor mij onbekende man. De man die ik aan de telefoon had vertelde mij dat ik de telefoon even aan de man aan de deur moest geven zodat hij het wachtwoord zou kunnen geven. Ik gaf de telefoon aan de man. De telefoon kreeg ik vervolgens weer terug. Ik liet de man mijn woning in en overhandigde de envelop met daarin mijn pinpassen. De man verliet vervolgens mijn woning. De man aan mijn deur kan ik als volgt beschrijven:
- 20 a 30 jaar oud;
- slank postuur.
Object Bankbescheiden (Betaalkaart)
Merk/type Rabobank
Registratienummer [rekeningnummer 3]
Bijzonderheden [slachtoffer 3] pasnummer [nummer 3]
Eigenaar [slachtoffer 3] , [adres 2]
Houder [slachtoffer 3] , [adres 2]
Object Bankbescheiden (Betaalkaart)
Merk/type ING
Registratienummer [rekeningnummer 4]
Bijzonderheden [slachtoffer 3] pasnummer [nummer 4]
Eigenaar [slachtoffer 3] , [adres 2]
Houder [slachtoffer 3] , [adres 2]
6)
Het proces-verbaal van bevindingen Schade aangevers [slachtoffer 4] / [slachtoffer 2] / [slachtoffer 1] / [slachtoffer 3] , opgemaakt op 20 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 282, met bijlage op p. 284-288):
Door de banken zijn de transactiegegevens verstrekt.
Aangever
Bank
Bankrekeningen
[slachtoffer 3]
ING
Rabobank
[rekeningnummer 4]
[rekeningnummer 3]
[slachtoffer 1]
Rabobank
[rekeningnummer 2]
[slachtoffer 4]
Rabobank
[rekeningnummer 1]
[slachtoffer 2]
ABN Amro
[rekeningnummer 5]
Ik, verbalisant, heb deze transacties onderzocht op contante opnames en aankopen rondom het tijdstip van de contante opnames. Van de totale transacties heb ik een overzicht gemaakt. Ik zag dat de eerste transactie op 22 januari 2021 om 11.38 uur plaatsvond vanaf de rekening [slachtoffer 4] en de laatste contante opname om 16.45 uur plaatsvond vanaf de rekening van [slachtoffer 3] . Vervolgens blijkt dat omstreeks 17.05 uur de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zijn aangehouden.
Het totaal gepinde bedrag van de rekeningen van de aangevers betreft € 12.500,-. Daarnaast is voor een bedrag van € 1.783,- aan goederen gekocht bij verschillende Albert Heijn vestigingen. Dit maakt het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachten / schadebedrag van de slachtoffers € 14.283,-.
7)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 54-56):
Op 22 januari 2021, omstreeks 16:56 uur, (…) sprak ik, [verbalisant 1] , de bestuurder van de personenauto met [kenteken] aan en vroeg hem een legitimatiebewijs ter inzage. De bestuurder gaf mij een geldig rijbewijs op naam van:
[verdachte]
Geboren op : [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats 1]
Ik, [verbalisant 1] , vroeg vervolgens aan de bijrijder of hij ook legitimatiebewijs
bij zich had. De bijrijder legitimeerde zich als:
[medeverdachte]
Geboren op : [geboortedag 2] 2002 te [geboorteplaats 2]
Ik, [verbalisant 1] , vroeg de mannen wat ze nu in Oegstgeest deden. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei dat ze onderweg waren naar zijn huis. [medeverdachte] verklaarde dat hij in Den Haag woonde. Ik zei dat ik het niet logisch vond dat ze dan in het centrum van Oegstgeest reden. Wij, verbalisanten, hoorden vervolgens [medeverdachte] zeggen dat we alles mochten controleren. Wij hoorden [verdachte] vervolgens zeggen dat ze niks te verbergen hadden en dat wij alles mochten controleren. Ik trof bij [verdachte] aan:
- 1 mobiele telefoon iPhone, goednummer 2541440;
- 165 euro.
Zijn telefoon zat in zijn linker jaszak en het geld in zijn rechterbroekzak.
Ik liep vervolgens naar de bijrijderszijde en vroeg aan [medeverdachte] of hij het ook goed vond of ik hem met zijn toestemming fouilleerde. [medeverdachte] stapte vervolgens uit. Wij zagen direct bij het uitstappen dat aan de voorzijde van
(de)spijkerbroek
(van)[medeverdachte] een grote bobbel
(zat)over de gehele voorzijde. Ik, [verbalisant 1] , tilde zijn trui aan de voorzijde iets omhoog zodat ik de broeksrand wat beter kon zien, omdat ik het vermoeden had dat hij iets had weggestopt. Toen ik zijn trui optilde, zag ik direct uit zijn broeksband aan de bovenzijde een stapel bankbiljetten ongeveer 4 centimeter uitsteken. Ik, [verbalisant 1] , zag dat dit biljetten waren van 50 euro. Ik zag dat er nog veel meer in zijn broek zat en voelde aan de zijkant boven zijn broeksbanden dat daar ook nog meer stapels met vermoedelijk geld zaten.
Wij, verbalisanten, kregen hierdoor het vermoeden dat ze geld hadden verstopt en gezien de grote hoeveelheid hebben wij de mannen aangehouden voor witwassen.
[medeverdachte] bleek in zijn broek een geld bedrag te hebben van:
215 x 50 euro bankbiljet
90 x 20 euro bankbiljet
Totaal 12.560 euro
Tussen de bankbiljetten zaten meerdere bankpassen. Het gaat om de volgende bankpassen:
Bank : ABN-AMRO
op naam : [slachtoffer 2] .
[rekeningnummer 5]
Bank : Rabobank
op naam : [slachtoffer 1]
[rekeningnummer 2]
Bank : Rabobank
op naam : [slachtoffer 3]
Rekeningnummer : [rekeningnummer 3]
Bank : ING Bank
op naam : [slachtoffer 3]
Rekeningnummer : [rekeningnummer 4]
Bank : Rabobank
op naam : [slachtoffer 4]
[rekeningnummer 1]
[medeverdachte] had bij zich een mobiele telefoon van het merk iPhone, goednummer 2542428.
Onder [medeverdachte] is inbeslaggenomen 12.560 euro, mobiele telefoon (goednummer 2542428) en de genoemde bankpassen. Ook had hij in zijn rechterjaszak een randomreader van de bank ABN-AMRO. Onder [verdachte] is inbeslaggenomen 165 euro
(en een)mobiele telefoon (goednummer 2541440).
8)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 57-58):
Ik, verbalisant, stelde onderzoek in naar de volgende bankpassen:
Bank : ABN Amro
Rekeningnummer : [rekeningnummer 5]
Pasnummer : [nummer 5]
Eigenaar : [slachtoffer 2]
Bank : Rabobank
Rekeningnummer : [rekeningnummer 3]
Pasnummer : [nummer 3]
Eigenaar : [slachtoffer 3]
Bank : ING
Rekeningnummer : [rekeningnummer 4]
Pasnummer : [nummer 6]
Eigenaar : [slachtoffer 3]
Bank : Rabobank
Rekeningnummer : [rekeningnummer 2]
Pasnummer : [nummer 7]
Eigenaar : [slachtoffer 1]
Bank : Rabobank
Rekeningnummer : [rekeningnummer 1]
Pasnummer : [nummer 1]
Eigenaar : [slachtoffer 4]
Ik, verbalisant, zag dat de bankpassen waren doorgeknipt en waren vastgemaakt met behulp van plakband.
9)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 66):
Ik heb het voertuig van de aangehouden verdachte, betreffende een Seat Ibiza, voorzien van [kenteken] , doorzocht. Tijdens de doorzoeking heb ik het volgende in beslag genomen:
In de kofferbak van het voertuig trof ik een plastic tasje aan van de Albert Heijn,
blauw van kleur. In de tas zaten diverse sloffen sigaretten:
- eén slof Camel ter waarde van 85,00 euro. Tien pakjes per slof.
- twee sloffen Marlboro Gold ter waarde van 80,00 euro per slof. Acht pakjes per slof.
- twee sloffen Camel ter waarde van 60,00 euro per slof. Vijf pakjes per slof.
- één slof Marlboro ter waarde van 88,00 euro. Acht pakjes per slof.
- één slof Marlboro ter waarde van 80,00 euro. Tien pakjes per slof.
- twee sloffen Marlboro Gold ter waarde van 80,00 euro per slof. Tien pakjes per slof.
Achter de bestuurdersstoel trof ik een drietal sloffen sigaretten, bestaande uit:
- twee sloffen Marlboro Gold ter waarde van 80,00 Euro per slof. Tien pakjes per slof.
- één slof Marlboro ter waarde van 80,00 Euro. Acht pakjes per slof.
In het dashboardkastje het volgende aangetroffen:
- plakbandrol in een zwarte houder en drie rollen extra plakband.
Tevens een witkleurige iPhone aangetroffen voorzien van een rozekleurig hoesje,
goednummer betreft: 2541442.
Alle bovenstaande genoemde goederen zijn in beslag genomen.
10)
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon/goednummer 25241440, opgemaakt op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 205-206):
De telefoon is op 22 januari 2021 te 19.05 uur inbeslaggenomen onder de [verdachte] . De in beslag genomen mobiele telefoon is voorzien van goednummer 2541440. De telefoon geeft gps-locaties mee doormiddel van lengte- en breedte graden en wordt de dichtstbijzijnde zendmast aangestraald. Op 22 januari 2021 maakt de telefoon opvolgend gebruik van een zendmast in Zandvoort, Bennebroek, Hoofddorp, Sassenheim en Oegstgeest.
11)
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon/goednummer 2541428, opgemaakt op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 207-208):
De in beslag genomen mobiele telefoon is voorzien van goednummer 2541428. De telefoon geeft gps-locaties mee doormiddel van lengte- en breedte graden en wordt de dichtstbijzijnde zendmast aangestraald. Op 22 januari 2021 te 15.00 uur maakt de telefoon gebruik van een zendmast in Oegstgeest:
- te 15.09 uur [adres 2] te Oegstgeest en
- te 15.54 uur [straatnaam 2] te Oestgeest.
In de gezochte items worden alle onderwerpen opgeslagen waar men een zoekslag opgemaakt heeft. Men heeft op 22-01-2021 een zoekslag gemaakt op geldmaat wijzer en geldmaat Oegstgeest / [adres 2] .
12)
Het proces-verbaal van bevindingen rectificatie pv 30/uitlezen telefoon goednummer 2541428, opgemaakt op 3 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 273):
Abusievelijk is door mij, verbalisant, bij het uitlezen van telefoon voorzien met het goednummer 2541428 aangegeven dat deze onder [verdachte] in beslag is genomen. Dit moet echter de [medeverdachte] zijn.
13)
Het proces-verbaal van bevindingen lokatie onderzoek telefoons, opgemaakt op 8 februari 2021, p. 274-276, met bijlagen op p. 277-281;
De telefoon met het goednummer 2541428 betreft een iPhone 11 pro is op 22 januari 2021 te 19.05 uur inbeslaggenomen van [medeverdachte] .
De telefoon met het goednummer 2541440 betreft een iPhone X is op 22 januari 2021 te 18.00 uur inbeslaggenomen van [verdachte] .
De telefoon met het goednummer 2541442 betreft een iPhone 6 is op 22 januari 2021 te 18.00 uur inbeslaggenomen. De telefoon lag in de auto waarmee de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] naar Oegstgeest waren gekomen.
De telefoons slaan automatisch de GPS locaties van de telefoon op met datum en tijd (UTC +1 ). Dit wordt weergegeven in de device locations van de respectievelijke toestellen. Vanuit deze gegevens en die van de aangeleverde pintransacties van de aangevers ontstaat er een beeld waar de telefoons hierboven verbleven op het moment van de strafbare handelingen.
[slachtoffer 4] Tijdstip transactie
22-01-2021 12.12 Albert Heijn 1823 HOOFDDORP
22-01-2021 11 :45 AH Zwetsloot BENNEBROEK
22-01-2021 11.43 AH Zwetsloot BENNEBROEK
22-01-2021 11.39 Geldmaat [straatnaam 3] Bennebroek
22-01-2021 11 :39 Geldmaat [straatnaam 3] Bennebroek
De telefoon met goednummer 2541440 ( [verdachte] ) is op 22-01-2021 tussen 11.31 uur en 11.55 uur in de [straatnaam 3] te Bennebroek. Bovengenoemde telefoon is ongeveer 800 meter verwijderd van het adres van aangeefster [slachtoffer 4] in de gemeente Bennebroek.
[slachtoffer 2] Tijdstip transactie
22-01-2021 14.02 BEA Albert Heijn Hoofddorp
22-01-2021 14.02 BEA Albert Heijn Hoofddorp
22-01-2021 14.01 BEA Albert Heijn Hoofddorp
22-01-2021 14.01 BEA Albert Heijn Hoofddorp
22-01-2021 14.00 BEA Albert Heijn Hoofddorp
22-01-2021 13:52 GEA Hoofddorp, [adres 8]
22-01-2021 13:51 GEA Hoofddorp, [adres 8]
22-01-2021 13:50 GEA Hoofddorp, [adres 8]
22-01-2021 13:47 GEA Hoofddorp, [adres 8]
De telefoon met goednummer 2541440 ( [verdachte] ) is op 22 januari 2021 vanaf 12.15 uur tot 14.45 uur in de gemeente Hoofddorp op de [straatnamen]
[slachtoffer 1] Tijdstip transactie
22-01-2021 15:22 Rabobank geldautomaat BOLLENSTREEK
22-01-2021 15:23 Rabobank geldautomaat BOLLENSTREEK
22-01-2021 15:24 Rabobank geldautomaat BOLLENSTREEK
De telefoon met goednummer 2541440 ( [verdachte] ) is op 22 januari 2021 tussen 15.23 uur tot 15.29 uur op de locatie [straatnaam 4] te Sassenheim. Dit is hemelsbreed 190 meter van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] en 350 meter van de Rabobank geldautomaat aan de [straatnaam 5] te Sassenheim.
[slachtoffer 3] Tijdstip transactie
22-01-2021 16:41 GELDMMT [adres 6] OEGSTGEEST
22-01-2021 16:42 GELDMMT [adres 6] OEGSTGEEST
22-01-2021 16:43 GELDMMT [adres 6] OEGSTGEEST
22-01-2021 16:43 GELDMAAT [adres 6] OEGSTGEEST
22-01-2021 16:45 Geldmaat [adres 6] Oegstgeest
22-01-2021 16:45 Geldmaat [adres 6] Oegstgeest
22-01-2021 16:44 Geldmaat [adres 6] Oegstgeest
De telefoon met goednummer 2541440 ( [verdachte] ) is op 22 januari 2021 tussen 16.47 uur tot 17.41 uur op de locatie [adres 7] Oegstgeest.
De telefoon met goednummer 2541428 ( [medeverdachte] ) is op 22 januari 2021 tussen 16.00 uur tot 16.54 uur binnen de gemeente Oegstgeest. Binnen de gemeente Oegstgeest worden verschillende adressen meegegeven zoals, [adres 2] , [adres 7] en [straatnaam 2] te Oegstgeest. Aangever [slachtoffer 3] is woonachtig op de [adres 2] te Oegstgeest. Bovengenoemde adressen, alsmede de [adres 6] te Oegstgeest, liggen in een straal van 500 meter van de woning van de aangever.
14)
Het proces-verbaal van bevindingen pinnen Hoofddorp, opgemaakt op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 215-217):
De locatie van de pinautomaat is de [adres 8] te Hoofddorp. Ik, [verbalisant 2] , heb de beelden bekeken en geanalyseerd. Het viel mij op dat op alle beelden dezelfde persoon te zien is. Ik zag dat deze persoon exact overeen kwam met [medeverdachte] . In het dossier zijn meerdere foto's van verdachte bijgevoegd. Op die foto's draagt [medeverdachte] dezelfde kleding als tijdens de aanhouding en insluiting aan het politiebureau.
Ik zag dat verdachte om 13.46.41 uur in beeld komt en handelingen verricht die lijken op normaal pingedrag. Verdachte verdwijnt om 13.47.39 uit beeld en loopt (vanuit hem gezien) naar rechts weg. Ik zag dat verdachte om 13.50.19 uur weer in beeld verschijnt. Vervolgens volgen er weer handelingen die op normaal pingedrag lijken. Verdachte verdwijnt om 13.52.42 uur uit beeld en loopt weer naar rechts (vanuit hem gezien). Gedurende beide pintransacties kijkt verdachte voortdurend schichtig om zich heen.
Op de screenshots is het volgende te zien:
- opvallende witte tekens op de linkermouw en linker voorzijde vest;
- ook opvallende witte tekens op de achterzijde van het vest;
- verdachte kijkt heel vaak om zich heen.
15)
Een geschrift, te weten het niet-ondertekende proces-verbaal van bevindingen beelden Rabobank, opgemaakt door [verbalisant 2] op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 218-219):
Ik, [verbalisant 2] , was belast met het bekijken en analyseren van de beelden
van de pinautomaat Rabobank Bollenstreek. De beelden zijn gemaakt op vrijdag 22 januari 2021, om 14.22 uur, 14.23 uur en 14.24 uur. Op de beelden is te zien dat er een man meerdere keren achter elkaar pint. Tijdens het pinnen kijkt de man meerdere keren schichtig om zich heen. Het lijkt erop alsof de man de omgeving in de gaten houdt. De man heeft een donkere huidskleur, draagt een zwart mondkapje en draagt een zwart vest met witte tekens en letters. De witte tekens en letters zijn onder andere op de rechtermouw en linker voorzijde van het vest gesitueerd. De man loopt na het pinnen, rechts uit beeld weg.
Na het zien van de beelden afkomstig van de pinautomaat in Hoofddorp en de foto's van [medeverdachte] , gemaakt op het politiebureau, is het zeer aannemelijk dat de pinner op deze beelden ook [medeverdachte] betreft. Dit is gebaseerd op de primaire uiterlijk kenmerken van verdachte, het opvallende zwarte vest met de witte tekens en letters erop en het gedragen zwarte mondkapje tijdens beide pintansacties.
Op de screenshots is het volgende te zien:
- opvallende witte tekens op de linker voorzijde van het vest en de rechtermouw;
- ook opvallende witte tekens op de achterzijde van het vest.
16)
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , opgemaakt op 23 maart 2021, voor zover inhoudende (p. 319-321 en p. 323-235):
V: Ik was thuis en werd opgehaald door een vriend om te chillen. Ik heb mij toch overgehaald om iets te gaan doen. Ik heb die dag alleen maar gepind. Ik ben ook naar de Albert Heijn gegaan om kaarten te kopen. Ik ben aangehouden en toen vonden de agenten geld in mijn broek. Dat had ik erin gestopt.
P: Was dat de auto waar je in de middag aangehouden bent?
V: Ja.
P: Was de persoon die achter het stuur zat de hele dag bij jou in de auto en ook aangehouden?
V: Dat klopt.
P: Tijdens de controle door de politie, werd er in jouw broeksband een grote som contant geld aangetroffen. Waarom zat dat in je broeksband?
A: Dat is mij gevraagd om in de broek te stoppen.
P: Door wie?
A: Zeg ik niet. Het geld was afkomstig door het pinnen.
P: Hoe vaak heb je gepind?
A: Ik denk twee of drie keer.
P: Met passen die van jou waren?
A: Nee ze waren niet van mij.
P: Hoe kwam je aan die passen?
A: Die kreeg ik in de auto met de pincode.
P: Dat is toch gek.
A: Ja, ik dacht er niet over na.
P: Kun je iets verklaren over de bankpassen? Kleur? Bijzonderheden?
A: Oranje, groen. Ze waren heel. Hij was met plakband zo gedaan.
P: Hoeveel passen waren het?
A: Vier.
P: Wij hebben ook de camerabeelden van diverse pintransacties, met de genoemde bankpassen, opgevraagd en bekeken. Wij confronteren jou met een afbeelding van een pintransactie bij de ABN AMRO bank in Hoofddorp (fotobijlage 1). Wie is de persoon die hier pint?
A: Dat ben ik.
P: Volgens ons is de kleding die deze persoon aan heeft (en dan met name de opvallende hoodie/jas), exact de kleding die jij draagt als je het politiebureau binnen bent. Ook zien wij duidelijke gelijkenissen in de uiterlijke kenmerken. Verdachte wordt geconfronteerd met fotobijlage 2. Wat kun je daarover verklaren?
A: Klopt.
P: Diezelfde vrijdag, 22 januari 2021, om 15.22 uur, wordt er met een andere, gestolen, pinpas, gepind bij de Rabobank Bollenstreek. Verdachte wordt geconfronteerd met fotobijlage 3. Wie is de persoon op de beelden?
A: Oké, dat ben ik.
P: Bij de Albert Heijn in Hoofddorp zijn diverse aankopen gedaan met de gestolen passen. De kleding van de persoon op de camerabeelden wordt door een collega van ons, herkend als jouw kleding. Dit ziet hij aan de zwarte jas met witte emblemen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ja.
P: Wat deed je daar?
A: Ik heb sigaretten gekocht.
P: Hoeveel?
A: Weet ik niet.
P: Een pakje of een slof?
A: Een slof.
P: Als we alles samenvatten zijn er meerdere oudere mensen opgelicht en is hun bankpas afhandig gemaakt. Met deze bankpassen zijn meerdere aankopen gedaan (onder andere in de Albert Heijn Hoofddorp) en is vaak gepind (onder andere in Hoofddorp, Bennebroek en Oegstgeest). Wat is jouw aandeel in dit hele verhaal?
A: Ik heb gepind.
P: Zijn er andere mensen in de auto geweest dan [verdachte] en jij?
A: Nee.
17)
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2021, voor zover inhoudende:
Ik heb hem (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]) opgehaald en toen zijn we gaan rijden. Toen zijn we samen in al die dorpen geweest.