ECLI:NL:RBDHA:2021:7710
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling van een ongeboren kind met instemming van de ouders en betrokken hulpverlening
In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juli 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een ongeboren kind, dat thans als geboren wordt aangemerkt. De ouders van het kind hebben ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling en zijn blij met de aangeboden hulp. Beide ouders hebben persoonsgebonden problematiek en hebben aangegeven dat zij de ondersteuning door een jeugdbeschermer goed kunnen gebruiken. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 30 juni 2021 is ingediend, en heeft de ouders als belanghebbenden aangemerkt. De verwachte geboortedatum van het ongeboren kind is 2 september 2021.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over het ontwikkelingsperspectief van het ongeboren kind, met name ten aanzien van de opvoedingsomgeving en de persoonlijke problematiek van de ouders. Er zijn twijfels over de mogelijkheden van de ouders om adequate zorg en veiligheid te bieden aan de baby, en om in te spelen op de behoeften van het kind. De ouders hebben aangegeven dat zij begeleiding nodig hebben bij de opvoeding en verzorging van de baby, en de moeder verblijft momenteel in een moeder-kindhuis.
De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek besloten het ongeboren kind als reeds geboren aan te merken, omdat het belang van het kind dit vordert. Tevens is de ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden opgelegd, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de regie zal voeren over de benodigde hulpverlening. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 juli 2021.