ECLI:NL:RBDHA:2021:7710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
C/09/614305 / JE RK 21-1564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een ongeboren kind met instemming van de ouders en betrokken hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juli 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een ongeboren kind, dat thans als geboren wordt aangemerkt. De ouders van het kind hebben ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling en zijn blij met de aangeboden hulp. Beide ouders hebben persoonsgebonden problematiek en hebben aangegeven dat zij de ondersteuning door een jeugdbeschermer goed kunnen gebruiken. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 30 juni 2021 is ingediend, en heeft de ouders als belanghebbenden aangemerkt. De verwachte geboortedatum van het ongeboren kind is 2 september 2021.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over het ontwikkelingsperspectief van het ongeboren kind, met name ten aanzien van de opvoedingsomgeving en de persoonlijke problematiek van de ouders. Er zijn twijfels over de mogelijkheden van de ouders om adequate zorg en veiligheid te bieden aan de baby, en om in te spelen op de behoeften van het kind. De ouders hebben aangegeven dat zij begeleiding nodig hebben bij de opvoeding en verzorging van de baby, en de moeder verblijft momenteel in een moeder-kindhuis.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek besloten het ongeboren kind als reeds geboren aan te merken, omdat het belang van het kind dit vordert. Tevens is de ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden opgelegd, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de regie zal voeren over de benodigde hulpverlening. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 juli 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/614305 / JE RK 21-1564
Datum uitspraak: 15 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 30 juni 2021 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Rotterdam-Dordrecht(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

het ongeboren kind [naam]

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2]
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met als bijlage het rapport van de Raad d.d. 28 juni 2021.
Op 15 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, begeleid door [begeleidster 1] van het moeder-kind huis van Middin;
- de vader, begeleid door [begeleidster 2] van ’s Heeren Loo.

Feiten

De verwachte geboortedatum van het nog ongeboren kind is 2 september 2021.
De moeder zal naar alle waarschijnlijkheid worden belast met het ouderlijk gezag.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het nog ongeboren kind als reeds geboren aan te merken ex artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en tot ondertoezichtstelling van het nog ongeboren kind voor de periode van 12 maanden.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan het verzoek ten grondslag.
De zorgen ten aanzien van het nu nog ongeboren kind zijn met name gelegen in het ontwikkelingsperspectief en de zorgen ten aanzien van de opvoedingsomgeving, de geconstateerde persoonlijke problematiek van ouders en de invloed hiervan op hun eigen functioneren en hun opvoedvaardigheden.
Er zijn met name zorgen ten aanzien van de (on)mogelijkheden van ouders om basale zorg en veiligheid te bieden, sensitief en responsief te zijn naar de baby en prioriteit te geven aan de belangen en behoeften van de baby boven die van henzelf. Ouders worden zonder intensieve ondersteuning onvoldoende in staat geacht adequaat aan te sluiten bij de (snel veranderende) lichamelijke en emotionele behoeften van een baby, waardoor er risico’s worden gezien ten aanzien van veiligheid, welzijn, een adequate hechting en de gehele ontwikkeling nu en op termijn.
Een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden is nodig om de ouders te ondersteunen bij de opvoeding en verzorging van de baby. De gecertificeerde instelling kan de regie voeren van de benodigde hulpverlening.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Zij heeft aangegeven inmiddels een maand in het moeder-en-kindhuis te verblijven en dit fijn ze vinden. Zij heeft gezegd zeker begeleiding bij de opvoeding en verzorging van de baby nodig te hebben. De moeder heeft ook meegedeeld wel deelcertificaten voor haar opleiding tot beveiliger te hebben gehaald, maar door Corona de opleiding zelf nog niet te hebben kunnen afronden. Het verblijf in het moeder-en-kindhuis is volgens de moeder minimaal een jaar, maar het kan eventueel ook naar twee jaar worden verlengd.
Ook de vader heeft meegedeeld het eens te zijn met het verzoek en blij te zijn met hulpverlening. De vader heeft aangegeven dat hij in [woonplaats 2] woont en de moeder in
[woonplaats 1] verblijft en dat zij dus nu ver van elkaar wonen. Hij heeft ook aangegeven dat hij behandeling krijgt, gestopt is met blowen en zijn opleiding tot lasser weer wil oppakken, zodat hij uiteindelijk in loondienst kan werken.
[vertegenwoordiger van de GI] heeft ter zitting meegedeeld dat zij de jeugdbeschermer zal zijn die de moeder en vader zal bijstaan.

Beoordeling

De kinderrechter kan ingevolge artikel 1:2 BW het kind waarvan een vrouw zwanger is reeds als geboren aanmerken, indien zijn of haar belang dit vordert. De kinderrechter ziet aanleiding om het thans nog ongeboren kind als reeds geboren aan te merken, nu het belang van het ongeboren kind dit vordert
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van baby [naam] bestaan eruit
dat de baby na de geboorte volledig afhankelijk is van de moeder die, ten gevolge van haar belaste voorgeschiedenis en persoonlijke problematiek, in haar eigen dagelijks leven afhankelijk is van woonbegeleiding en ondersteuning. Er zijn zorgen om haar inzicht
ten aanzien van de behoeften van een baby, haar beperkte steunend netwerk en haar eigen functioneren. Een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden is noodzakelijk, omdat er sprake is van een forse en chronische problematiek en een zeer kwetsbaar kindje dat voor zijn/haar veiligheid, gezondheid, verzorging en ontwikkeling volledig afhankelijk is van de moeder, en natuurlijk ook van de vader, maar die is niet belast met de dagelijkse opvoeding en verzorging.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
merkt het ongeboren kind [naam] aan als reeds geboren;
stelt het als reeds geboren aangemerkte kind [naam] van 15 juli 2021 tot 15 juli 2022 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.