ECLI:NL:RBDHA:2021:7709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
C/09/614461 / JE RK 21-1595
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een KTC

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juli 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een kamertrainingscentrum (KTC). De zaak is aanhangig gemaakt door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, naar aanleiding van een verzoek dat op 5 juli 2021 is ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in het belang van haar ontwikkeling in een KTC moet verblijven, waar haar veiligheid gewaarborgd kan worden en waar zij met de juiste begeleiding kan werken aan haar zelfstandigheid.

De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige bij haar moeder verblijft, maar dat er recentelijk veel escalaties zijn geweest in de thuissituatie. De moeder heeft te maken met ernstige gezondheidsproblemen, wat heeft geleid tot een verslechtering van de situatie. De minderjarige heeft gedragsveranderingen vertoond, waaronder het niet meer naar school gaan en het hebben van nieuwe, zorgwekkende vriendinnen. De moeder heeft aangegeven dat zij het niet meer aankan en dat een verblijf in een KTC wellicht de beste oplossing is voor zowel haar als de minderjarige.

De kinderrechter heeft de situatie zorgvuldig beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot de achttiende verjaardag van de minderjarige, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/614461 / JE RK 21-1595
Datum uitspraak: 15 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 5 juli 2021 ingekomen verzoek van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met bijlagen.
Op 15 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- [minderjarige] .
[minderjarige] is op 15 juli 2021 ook in raadkamer gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 3 mei 2021 de
ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 6 mei 2021 tot 28 januari 2022.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Uit het verzoek en het verhandelde ter zitting blijkt het navolgende.
De moeder van [minderjarige] heeft in februari 2021 de diagnose baarmoederhalskanker gekregen.
Nadat de moeder ziek is geworden, is er sprake van een kentering in het gedrag van [minderjarige] .
Ze gaat niet meer naar het Palmhuis en haar baantje is ze kwijt (ontslag). Ook in de paardentherapie toont ze minder interesse maar daar gaat ze nog wel heen. De paardentherapeut maakt zich wel zorgen over de vriendinnen die [minderjarige] ineens heeft; [minderjarige] hangt weer veel op straat rond sinds het uit is met haar vriendje. Thuis zijn er opnieuw veel escalaties waarbij [minderjarige] woedeaanvallen heeft en wegloopt.
Het lukt moeder en [minderjarige] niet meer om ‘samen te werken.’ Moeder geeft aan dat ze de hele situatie rondom de hernieuwde escalaties niet meer aankan. Moeder heeft aangegeven dat het voor [minderjarige] wellicht beter zou zijn om naar een kamertrainingscentrum (KTC) te gaan zodat ze op eigen benen gaat leren staan en de situatie voor hen beiden minder gespannen wordt.
Meegedeeld is dat [minderjarige] komende zaterdag terecht kan bij het KTC van Ipse De Bruggen aan de [verblijfplaats] en dat in de groep bekeken zal worden welke behandeling en begeleiding zij nodig zal hebben.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, hoe moeilijk zij het ook vindt. Zij heeft aangegeven dat een verblijf van [minderjarige] in een KTC op dit moment de beste manier is om haar de begeleiding te geven die zij nodig heeft, nu zij dit zelf op het moment niet kan.
De moeder heeft aangegeven dat zij door haar slechte gezondheid laag in haar energie zit, maar wel betrokken zal zijn bij de persoonlijk begeleiders van [minderjarige] en ook haar financiën zal regelen.
[minderjarige] heeft aangegeven het wel met de plaatsing in een KTC eens te zijn, omdat het thuis niet goed meer gaat.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat het in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] nodig is dat zij in een KTC verblijft. Haar veiligheid kan worden gewaarborgd en [minderjarige] kan met de juiste behandeling en begeleiding naar zelfstandigheid toe werken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 15 juli 2021 tot 28 januari 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.