ECLI:NL:RBDHA:2021:7705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Libische eiser afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid van verklaringen en bedreigingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Libische eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag op 11 augustus 2020 afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn werkzaamheden voor de Libische overheid en de daaruit voortvloeiende bedreigingen niet geloofwaardig werden geacht. Eiser, geboren in 1988, heeft verklaard dat hij sinds 2016 als civiele ambtenaar werkte op de juridische afdeling in Tripoli en dat hij sinds mei 2018 bedreigd werd door militieleden van zijn stam. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder de bedreigingen niet als afzonderlijk element heeft beoordeeld en dat hij niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn werkzaamheden en de bedreigingen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser gedetailleerd heeft verklaard over zijn werkzaamheden en dat hij alle vragen van verweerder heeft beantwoord. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te maken. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.