ECLI:NL:RBDHA:2021:7689
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 9 februari 2021 via een Skype-beeldverbinding, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. G.J. Dijkman. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp. Tijdens de zitting is ook een tolk, S. Diaby, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.1275) die verband hield met het beroep van de verzoeker.
Aangezien de rechtbank in die andere zaak al een beslissing had genomen, was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.