ECLI:NL:RBDHA:2021:7668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
AWB 20 / 4553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf op basis van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Surinaamse man geboren in 1973, had de aanvraag ingediend met het doel om bij zijn referente te verblijven, met wie hij een relatie stelt te hebben. De aanvraag werd op 16 januari 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 7 mei 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 1 april 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser heeft aanvullende bewijsstukken overgelegd, waaronder WhatsApp-berichten en verklaringen van vrienden, om de duurzaamheid en exclusiviteit van zijn relatie met de referente aan te tonen. De rechtbank overweegt echter dat de bestuursrechter alleen rekening kan houden met de feiten en omstandigheden die bekend waren ten tijde van het bestreden besluit. Dit betekent dat de nieuwe bewijsstukken niet in de beoordeling konden worden meegenomen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat niet is aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De overgelegde stukken, zoals foto’s en reisdocumenten, bieden onvoldoende inzicht in de intensiteit van de relatie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiser en referente te horen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat het bezwaar zou leiden tot een ander besluit. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G. Jairam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid” afgewezen.
Bij besluit van 7 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een Skype-verbinding plaatsgevonden op 1 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [referente] (referente) en [zuster] , de zuster van eiser.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1973 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Hij beoogt verblijf bij referente met wie hij stelt een relatie te hebben.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Volgens verweerder is niet aangetoond dat eiser en referente een duurzame en exclusieve relatie hebben. De vragenlijst is summier ingevuld en de foto’s en reisstempels geven onvoldoende inzicht in de relatie.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiser heeft verweerder niet danwel onvoldoende de foto’s, vliegtickets, in- en uitreisstempels en bezoeken aan elkaar – bijvoorbeeld dat eiser referente in Nederland heeft bezocht en zij toen kort hebben samengewoond – in de beoordeling betrokken. Ter nadere onderbouwing van de relatie overlegt eiser in beroep WhatsApp-berichten, screenshots van gesprekken via Messenger, verklaringen van collega’s en vrienden en heeft hij uitgelegd waarom er maar in beperkte mate bewijsstukken van (het begin van) de relatie zijn. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte hem en referente niet heeft gehoord.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De in beroep overgelegde WhatsApp- en Messengerberichten alsmede de steunverklaringen, kunnen niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De bestuursrechter moet in de beoordeling van het beroep rekening houden met de feiten en omstandigheden zoals die waren tijdens het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank mag geen rekening houden met feiten en omstandigheden die verweerder niet heeft kunnen betrekken in zijn beoordeling, zoals de genoemde bewijsstukken. Het lag op de weg van eiser om deze stukken uiterlijk in bezwaar in te dienen. Nu dit niet is gebeurd, komt dit voor rekening en risico van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen en verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken van een duurzame en exclusieve relatie. Het is aan eiser om zijn gestelde relatie zo veel mogelijk met stukken te onderbouwen. De overgelegde foto’s, het vliegticket en de reisstempels heeft verweerder in redelijkheid onvoldoende mogen vinden voor het aannemen van een duurzame en exclusieve relatie. Uit deze stukken blijkt namelijk niet dat sprake is van een zekere intensiteit van de relatie. De foto’s en bezoeken zijn enkel momentopnames en ook de antwoorden op de vragenlijst geven onvoldoende inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van de relatie.
7. Ten aanzien van de beroepsgrond dat de hoorplicht is geschonden, overweegt de rechtbank dat verweerder van horen mag afzien indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen is aangevoerd in bezwaar is aan deze maatstaf voldaan. Verweerder heeft ook geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek uit te voeren door eiser en referente te horen over de relatie. Het is aan eiser om zijn relatie aannemelijk te maken en gelet op de in de aanvraag en in bezwaar overgelegde stukken, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eiser en referente te horen. De beroepsgrond faalt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.