ECLI:NL:RBDHA:2021:7663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
SGR 20/1369 en 20/1380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid voor de functie productiemedewerker na beëindiging ZW-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die eerder een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van verweerder die haar uitkering per 1 oktober 2019 heeft beëindigd en een nieuwe uitkering per 17 oktober 2019 heeft geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks haar medische klachten, geschikt is voor de functie van productiemedewerker, zoals vastgesteld door de verzekeringsartsen. De rechtbank oordeelt dat de medische rapportages zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functie. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de besluiten van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/1369 en 20/1380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Bakker),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder de uitkering die eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) ontving per 1 oktober 2019 beëindigd.
Bij besluit van 26 november 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder een uitkering op grond van de ZW per 17 oktober 2019 geweigerd.
Bij besluit van 7 januari 2020 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Bij besluit van 12 februari 2020 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als medewerkster wasserij voor 22,53 uur per week. Eiseres heeft zich op 14 december 2015 ziek gemeld wegens knieklachten. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling zijn de beperkingen van eiseres door de verzekeringsarts vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 november 2016. Aan de hand van die FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies voor eiseres geduid, waaronder de functie van productiemedewerker (samenstellen van producten) met SBC-code 111180 (productiemedewerker 111180). Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 21 december 2016 bepaald dat eiseres per 22 januari 2017 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. In aansluiting op de beëindigde ZW-uitkering is aan eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Eiseres heeft zich vervolgens een aantal keren ziek gemeld, waarop verweerder een besluit heeft genomen. Eiseres heeft zich op 9 september 2019 ziek gemeld. Bij besluit van 11 oktober 2019 heeft verweerder aan eiseres een ZW-uitkering toegekend per 9 september 2019. Bij het primaire besluit I heeft verweerder vastgesteld dat eiseres per 1 oktober 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Eiseres heeft zich op 17 oktober 2019 ziek gemeld. Bij het primaire besluit II heeft verweerder vastgesteld dat eiseres per 17 oktober 2019 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
2. Bij de bestreden besluiten I en II heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de primaire besluiten I en II gehandhaafd. Het bestreden besluit I berust op het standpunt dat eiseres vanaf 1 oktober 2019 in staat was om haar maatgevende arbeid te verrichten, namelijk de functie van productiemedewerker 111180. Eiseres kan daarom vanaf 1 oktober 2019 niet meer in aanmerking komen voor een ZW-uitkering. Het bestreden besluit II berust op het standpunt dat eiseres vanaf 17 oktober 2019, de datum dat zij zich opnieuw ziek heeft gemeld, nog steeds in staat is om haar maatgevende arbeid te verrichten. Eiseres kan daarom vanaf 17 oktober 2019 evenmin in aanmerking komen voor een ZW-uitkering. Aan deze besluitvorming heeft verweerder twee afzonderlijke rapporten van de verzekeringsartsen bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd.
3. Eiseres is het niet eens met de bestreden besluiten. Eiseres voert aan dat zij niet geschikt is om te kunnen werken in één van de eerder geduide functies. Eiseres heeft immers een veelvoud aan medische klachten. Zo heeft eiseres knie- en rugklachten, heeft zij een basadelcarnicoom aan haar neus en in september 2019 heeft zij een baarmoederoperatie ondergaan. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat eiseres een erg kleine blaas heeft. Veelvuldig noodzakelijk toiletbezoek is bij productiefuncties, zoals onder andere productiemedewerker 111180, een kenmerk, waardoor een werkgever eiseres niet in deze functie te werk zou willen stellen. Het productieproces raakt namelijk teveel verstoord en wordt door het toiletbezoek te vaak onderbroken, waardoor de arbeid van eiseres te weinig zou opleveren. Daarnaast heeft eiseres dagelijks verschrikkelijke pijn. Zij heeft pijn in haar nek en in haar schouders, knieën en vingers heeft zij artrose. Door de pijn kan ze moeilijk in slaap komen en heeft ze geen of een slechte nachtrust. Daarnaast is ze de hele dag moe en/of zenuwachtig. Vanwege de artrose kan zij geen productiefuncties verrichten, aldus eiseres.
4. De rechtbank komt op basis van deze beroepsgronden tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2
De bedrijfsarts heeft op 30 juli 2019 een medisch onderzoek verricht. Zij heeft dossierstudie verricht en eiseres lichamelijk onderzocht. De bedrijfsarts heeft haar bevindingen neergelegd in een rapport van 1 augustus 2019. De bedrijfsarts komt tot de conclusie dat het ziekteproces van eiseres dusdanig is verbeterd dat zij naar verwachting per 26 augustus 2019 weer voldoende belastbaar is om in de functie productiemedewerker 111180 te hervatten. Daarbij zijn de overwegingen dat de beperkingen die bij onderzoek kunnen worden vastgesteld dusdanig afnemend zijn dat er naar verwachting tegen die tijd geen medisch objectiveerbare belemmering meer bestaat om dit werk te verrichten. Eiseres heeft op 14 augustus 2019 aangegeven dat zij op 26 augustus 2019 niet hersteld zal zijn. Naar aanleiding daarvan heeft de bedrijfsarts op 1 oktober 2019 een medisch vervolgrapport opgesteld. Hierin is opgenomen dat eiseres feitelijk al per 26 augustus 2019 geschikt is voor een van de geduide functies. Uit de afspraken die eiseres eind september had bij de gynaecoloog is gebleken dat de operatie aan de baarmoeder is geslaagd en zij in verband met bestaande urineklachten verwezen wordt naar uroloog. Medisch is er geen reden langer arbeidsongeschiktheid aan te houden. De bedrijfsarts komt dan ook tot de conclusie dat er geen medische beperkingen bij onderzoek kunnen worden vastgesteld en er geen medisch objectiveerbare belemmering meer bestaat om het werk van productiemedewerker 111180 te verrichten. Dit heeft geleid tot het primaire besluit I.
4.3
Naar aanleiding van de ziekmelding van eiseres van 17 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts op 26 november 2019 een medisch onderzoek verricht. Zij heeft dossierstudie verricht en eiseres lichamelijk onderzocht. De bedrijfsarts heeft de bevindingen neergelegd in een rapport van 26 november 2019. Hierin is opgenomen dat er geen nieuwe medische feiten naar voren zijn gekomen ten opzichte van de beoordeling van 1 oktober 2019. Volgens de bedrijfsarts is er geen sprake van toegenomen beperkingen. De bedrijfsarts komt daarom tot de conclusie dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Vanaf de datum van ziekmelding is eiseres doorlopend geschikt voor de passende functies conform de eerdere schatting te beschouwen, waarvan tenminste voor de functie van productiemedewerker 111180. Dit heeft geleid tot het primaire besluit II.
4.4
Naar aanleiding van het bezwaar tegen het primaire besluit I heeft de verzekeringsarts b&b op 6 januari 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd en de verkregen medische informatie van D. Rancic, kno-arts van 19 augustus 2019 bij zijn beoordeling betrokken. Ook is de verzekeringsarts b&b aanwezig geweest bij de hoorzitting van 2 december 2019. In het rapport van de verzekeringsarts b&b staat onder meer vermeld dat er geen grond is voor wijziging van het geschiktheidsadvies en de beslissing per 1 oktober 2019.
4.5
Naar aanleiding van het bezwaar tegen het primaire besluit II heeft de verzekeringsarts b&b op 7 februari 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens en de ingebrachte medische foto’s bestudeerd. Ook is de verzekeringsarts b&b aanwezig geweest bij de hoorzitting van 5 februari 2020 en heeft er een lichamelijk en psychisch onderzoek plaatsgevonden. In het rapport van de verzekeringsarts b&b staat onder meer vermeld dat de verzekeringsarts b&b het primaire oordeel volgt, er geen toegenomen beperkingen zijn en dat eiseres geschikt is bevonden voor de functie van productiemedewerker 111180.
4.6
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de verrichte medische onderzoeken onzorgvuldig te achten. Zowel de bedrijfsarts als de verzekeringsartsen b&b hebben het dossier bestudeerd en medisch onderzoek verricht. De verzekeringsartsen b&b hebben daarbij de in het dossier aanwezige medische informatie bij hun oordeelsvorming betrokken. Bovendien zijn alle door eiseres geuite gezondheidsklachten kenbaar in de beoordeling van de verzekeringsartsen b&b betrokken. Namens eiseres is ter zitting aangevoerd dat de verzekeringsartsen b&b in de medische rapportages niet, dan wel onvoldoende, zijn ingegaan op de artrose in de handen van eiseres. Volgens de gemachtigde van eiseres had het op de weg van de verzekeringsartsen b&b gelegen om onderzoek te doen naar artrose in de handen, omdat eiseres bekend is met artrose op meerdere plekken in haar lichaam. Dat de verzekeringsartsen b&b dit hebben nagelaten, getuigt van onzorgvuldig onderzoek, aldus de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft weersproken dat er sprake is van onzorgvuldig onderzoek en verwijst hierbij naar de medische rapportages waaruit blijkt dat er uitgebreid medisch onderzoek is verricht en dat alle beschikbare medische informatie alsmede hetgeen eiseres zelf tijdens het onderzoek aan klachten heeft benoemd bij het oordeel is betrokken. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden geen reden om het onderzoek op basis van hetgeen ter zitting is gesteld over de artrose in de vingers onzorgvuldig te achten. Eiseres is immers door twee verzekeringsartsen b&b medisch onderzocht en daaruit is niet naar voren gekomen dat er bij eiseres sprake is van artrose in de handen. Ook overigens komt de rechtbank het medisch onderzoek zorgvuldig voor.
4.7
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Wat betreft de stelling van eiseres dat zij een veelvoud aan medische klachten heeft, overweegt de rechtbank dat deze klachten door de verzekeringsartsen b&b zijn meegenomen in hun beoordeling. Zo heeft de verzekeringsarts b&b in het medisch rapport van 6 januari 2020 heroverwogen dat er bij eiseres sprake is van chronische bijnier, nier en blaasafwijkingen met gevoelige blaas, cystes en goedaardige nieuwvorming, een en ander in combinatie met verhoogde aandrang tot plassen en licht urineverlies. Het urineverlies wordt zo nodig opgevangen met maandverband en de kramp wordt bestreden met medicatie. De huidwoekering van neus is in augustus naar lijkt nu definitief bestreden door excisie. Uit deze aandoeningen komen geen directe beperkingen voort. Eiseres moet wel op tijd gebruik kunnen maken van een normaal toilet. De knieklachten worden nog bestreden met aan te brengen zalf en vormt geen reden haar hiermee te beperken voor overwegend zittend werk. Aard en ernst van knie, nek en maagaandoeningen en -klachten zijn niet zodanig dat deze licht fysieke inspanningen en overwegend zittend werk verhinderen. Voor andere belemmeringen in functioneren wordt geen grond gezien door de verzekeringsarts b&b. In het medisch rapport van 7 februari 2020 heeft de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de medische klachten van eiseres heroverwogen dat er geen toename van beperkingen is en dat de eerder vastgestelde beperkingen actueel blijven. Deze beperkingen zijn al rug- en kniebesparend. De artrose is al langdurig bekend. De urologische klachten maken een toilet in de buurt nodig. Gelet op voornoemde kenbare weging van de klachten en hetgeen daaromtrent is geconcludeerd, ziet de rechtbank in hetgeen in beroep is aangevoerd, geen aanleiding om van het oordeel van de verzekeringsartsen b&b af te wijken. De rechtbank neemt daarbij uitdrukkelijk in aanmerking dat verzekeringsartsen bij uitstek deskundig zijn te achten om aan de hand van de door een betrokkene aangegeven klachten en de beschikbare medische informatie de belastbaarheid van de betrokkene vast te stellen en aldus dat het - anders dan van de behandelaar - de taak, bevoegdheid en specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen is om (arbeids)beperkingen vast te stellen.
4.8
Ter zitting is namens eiseres het standpunt herhaald dat de combinatie van de pijnklachten, de artrose (met name in de handen) en veelvuldig toiletbezoek maakt dat eiseres niet geschikt is voor de functie productiemedewerker 111180. Als productie-medewerker dienen volgens eiseres immers bepaalde targets behaald te worden, die zij door de combinatie van haar klachten niet kan behalen. Daarnaast maakt de combinatie van haar klachten dat zij niet om kan gaan met de tempodruk en frequente handelingen die horen bij een productiemedewerker. De gemachtigde van verweerder heeft in dit kader toegelicht dat uit het Claim Beoordeling en Borging Systeem blijkt dat de functie productiemedewerker 111180 wordt uitgevoerd aan een werktafel in een productiehal en dat de productiemedewerker samen met een groep verantwoordelijk is voor de productietarget. Daarnaast heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat er in productiehallen een normaal toilet in de buurt beschikbaar is. Dit betekent dat de geconstateerde urologische klachten, anders dan bijvoorbeeld als het gaat om een functie als postbezorger of chauffeur, geen beletsel vormen voor deze functie. Voor wat betreft hetgeen eerst ter zitting is aangevoerd inzake klachten van artrose in de vingers, benadrukt de rechtbank dat niet (op basis van medische objectieve informatie) kan worden vastgesteld dat er sprake is van zodanige artrose in de handen van eiseres dat ten onrechte geen aanvullende beperkingen zijn aangenomen. Uit de medische rapporten van de verzekeringsartsen b&b en uit de medische informatie is specifiek van artrose in de handen immers niet gebleken. In beroep heeft eiseres dit standpunt ook niet nader onderbouwd met medische stukken. Voorts overweegt de rechtbank inzake het standpunt van eiseres ter zitting dat uit de toelichting van de gemachtigde van verweerder op de functie productiemedewerker 111180 blijkt dat er een normaal toilet in de buurt beschikbaar is en eiseres met een groep verantwoordelijk is voor de productietarget. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding het standpunt van eiseres dat de combinatie van de klachten van eiseres maakt dat zij niet geschikt is voor de functie productiemedewerker 111180, te volgen.
4.9
Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden treffen geen doel.
5. Omdat aan eiseres in aansluiting op de beëindigde ZW-uitkering een WW-uitkering is toegekend en zij zich vanuit die situatie (opnieuw) heeft ziekgemeld, wordt het besluit van 21 december 2016 waarbij de ZW-uitkering per 22 januari 2017 na de eerstejaars ZW-beoordeling werd beëindigd, als uitgangspunt genomen. De bij die beoordeling geduide functies, waaronder die van productiemedewerker 111180, worden als maatgevende arbeid aangemerkt en arbeidskundige gronden behoeven daarom geen verdere bespreking. Uitgaande van de juistheid van de FML en hetgeen onder 4.8 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres inzake SGR 20/1369 per 1 oktober 2019 en inzake SGR 20/1380 per 17 oktober 2019 in staat moet worden geacht de functie productiemedewerker 111180 te verrichten. Ten overvloede benadrukt de rechtbank, ter voorlichting aan eiseres, dat zij noch verweerder stelt dat eiseres geen medische klachten heeft. Bij eiseres zijn een groot aantal klachten onderkend welke zich deels ook hebben vertaald in beperkingen voor het verrichten van arbeid. Zonder afbreuk te willen doen een de impact van hoe eiseres (het samenspel van) haar klachten in het dagelijks leven ervaart, is naar het oordeel van de rechtbank dragend onderbouwd dat eiseres, ook met deze beperkingen, medisch in staat moet worden geacht de functie van productiemedewerker 111180 te vervullen.
6. Uit het voorgaande volgt dan ook dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres inzake SGR 20/1369 heeft beëindigd en inzake 20/1380 heeft geweigerd.
7. De beroepen zijn daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.