ECLI:NL:RBDHA:2021:7660
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van AOW-pensioen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een AOW-gerechtigde, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB). Eiser ontving sinds juni 2011 een AOW-pensioen naar de norm voor gehuwden. De SVB had in een eerder besluit vastgesteld dat er geen aanleiding was om het AOW-pensioen van eiser te wijzigen, omdat er geen sprake zou zijn van duurzaam gescheiden leven. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Eiser en zijn echtgenote stonden op verschillende adressen ingeschreven, maar de SVB had informatie verzameld die erop wees dat zij nog steeds financiële banden met elkaar hadden. Eiser was eigenaar van de woning waar zijn echtgenote woonde, en hij betaalde haar kosten, waaronder de verzekering en een maandelijkse bijdrage van € 1.200,-. De rechtbank oordeelde dat deze financiële banden erop wezen dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, van de AOW.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB de situatie van eiser en zijn echtgenote zorgvuldig had beoordeeld en dat er geen sprake was van een bestendige toestand van een verbroken samenleving. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat de SVB het AOW-pensioen terecht niet had gewijzigd. De uitspraak werd gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, en de griffier was mr. M. Klaus. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juli 2021.