ECLI:NL:RBDHA:2021:7572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
20/1193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 13 februari 2020 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen op haar bezwaar. Na een beslissing op bezwaar op 26 juli 2020, trok verzoekster op 4 maart 2021 haar beroep in en verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 267,- voor de gemaakte proceskosten, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 178,- aan verzoekster betalen, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 12 maart 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekster is op 13 februari 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar. Op 26 juli 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster heeft daarna op 4 maart 2021 het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. Omdat verweerder nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 267,-.
5. Verweerder moet ook het griffierecht (€ 178,-) aan verzoekster betalen. Dat volgt rechtstreeks uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.