1.66Peil
Hieronder wordt, anders dan het bouwkundige peil, een horizontaal reverentievlak, verstaan:
a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
c. bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld.
In artikel 2 van het bestemmingsplan is, voor zover thans van belang, de wijze van meten opgenomen.
In artikel 2.3 is ten aanzien van het meten van de bouwhoogte van een bouwwerk het volgende bepaald:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
In artikel 2.6 is ten aanzien van het meten van de goothoogte van een bouwwerk het volgende opgenomen:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord,of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
In artikel 14.2.2 van het bestemmingsplan zijn de volgende regels opgenomen ten aanzien van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen:
a. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mogen uitsluitend vanaf minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. bij hoekwoningen zijn aan- en uitbouwen en overkappingen toegestaan mits de aan- of uitbouw of overkapping niet doorsteekt ten opzichte van het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen woning;
c. de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste:
1. van het achtererf, wanneer de oppervlakte van het perceel niet groter is dan 500 m², met een maximum van 60 m²;
2. 40% van het achtererf, wanneer de oppervlakte van het perceel groter is dan 500 m², met een maximum van 80 m²;
d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
e. de goot- en bouwhoogte van een aan- en uitbouw bedraagt ten hoogste 4 m en is niet hoger dan 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouwen is niet hoger dan het hoofdgebouw waar tegenaan wordt gebouwd;
f. tenzij aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen tot de perceelsgrens tenminste 1 m;
g. de maximale diepte van de aan- en uitbouw en overkapping bedraagt, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel, 3,5 m;
h. bij realisatie van een terras op een aan- en uitbouw bedraagt de afstand van het terras tot de zijdelingse perceelgrens tenminste 2 m;
i. voor hekwerken met een maximale hoogte van 1 m ten behoeve van een terras zoals bedoeldonder lid h mag de bouwhoogte zoals bepaald in sub e worden overschreden;
j. de bouwhoogte van garageboxen bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
k. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bestaande aan- en uitbouwen tot 4 m zijn toegestaan in de onder a. genoemde zone en deze herbouwd mogen worden op dezelfde locatie met dezelfde hoogte en omvang.
l. in afwijking van het bepaalde onder a. en e. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' bestaande aan- en uitbouwen met een hoogte hoger dan4 m zijn toegestaan in de onder a. genoemde zone en deze herbouwd mogen worden op dezelfde locatie met dezelfde hoogte en omvang.
In artikel 14.2.4 van het bestemmingsplan is ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende bepaald:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.