Op 6 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB: 19/9869. De zaak betreft een verzoek van een vreemdeling, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. Mayne, om te bepalen dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de uitzetting van verzoekster achterwege dient te laten totdat er een beslissing is genomen op het beroep dat hangende is in een andere procedure (zaaknummer AWB 20/836). De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan buiten zitting.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorziening toe te kennen, aangezien er op 2 juli 2021 al een beslissing is genomen op het beroep. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 748,-, te betalen aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 juli 2021 en is geanonimiseerd gepubliceerd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van G. de Keuning, griffier. De uitspraak is te vinden op de website van de Rechtspraak.