Op 13 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB: 19/2995. De zaak betreft een verzoek van een vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L.I. Siers, om te bepalen dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de uitzetting van verzoeker achterwege dient te laten totdat er op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan buiten zitting.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorziening toe te kennen, aangezien er op 8 juli 2021 al op het beroep is beslist. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. De voorzieningenrechter heeft verweerder tevens veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 748,-, te betalen aan verzoeker, en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van G. de Keuning, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 juli 2021 en is geanonimiseerd gepubliceerd.