Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[Naam 1], verzoekster V-nummer: [Nummer]
[Naam 2], verzoeker
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die een asielaanvraag had ingediend, was van mening dat haar aanvraag door de Nederlandse autoriteiten in behandeling moest worden genomen. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 mei 2021 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 2 juli 2021, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. M.C.W. van der Zanden. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Lubbe. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL21.7697) die op dezelfde datum werd behandeld. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er in de uitspraak van dezelfde dag in de andere zaak al een beslissing was genomen, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.