ECLI:NL:RBDHA:2021:7529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
NL21.5095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en geen schending van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Marokkaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had haar asielaanvraag ingediend op basis van de problemen van haar echtgenoot, die de Jordaanse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van de eiseres op 1 april 2021 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is afgewezen. De eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 30 april 2021 is behandeld. Tijdens de zitting is het onderzoek heropend in verband met de aanstaande behandeling van het beroep van de echtgenoot van eiseres.

De rechtbank heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij problemen ondervindt in Marokko, haar land van herkomst. De rechtbank heeft ook overwogen dat de problemen van de echtgenoot van eiseres met zijn ooms in Jordanië niet meer zijn dan een familiekwestie en dat hij geen bescherming kan krijgen van de Jordaanse autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat Marokko is aangewezen als veilig land van herkomst en dat de eiseres niet heeft aangetoond dat Marokko voor haar niet veilig is. Daarom is de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet toelaten van eiseres geen schending betekent van artikel 8 van het EVRM, omdat niet is gebleken van omstandigheden die maken dat eiseres en haar gezin voor het uitoefenen van familieleven of privéleven gebonden zijn aan Nederland. De rechtbank heeft de conclusie getrokken dat de asielaanvraag van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5095

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

ProcesverloopBij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Op 30 april 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend in verband met de op dat moment aanstaande behandeling van het beroep van de echtgenoot van eiseres (NL21.6305).
De voortgezette behandeling van het beroep heeft, tezamen met de zaak NL21.6305, plaatsgevonden op zitting van 2 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Marokkaanse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [Geb. datum] 1986. Ter onderbouwing van haar asielaanvraag heeft zij verwezen naar de problemen van haar echtgenoot, die de Jordaanse nationaliteit bezit. Haar echtgenoot heeft problemen met zijn ooms in Jordanië. Eiseres kreeg in Marokko bericht van haar schoonmoeder, met een boodschap van de ooms. Ook in Marokko zouden zij eiseres proberen te vinden en bedreigden zij eiseres.
2. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank het beroep van de echtgenoot van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de echtgenoot van eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gestelde problemen meer zijn dan een familiekwestie en dat hij in verband hiermee geen bescherming kan krijgen van de Jordaanse autoriteiten.
Niet gebleken is dat eiseres problemen heeft in haar eigen land. Verweerder heeft in de enkele verklaring van eiseres dat zij via haar schoonmoeder in Marokko zou zijn bedreigd door de ooms van haar echtgenoot niet ten onrechte geen aanleiding gezien voor een andere conclusie.
3. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aangezien Marokko is aangewezen als veilig land van herkomst en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor haar niet veilig is, is de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het niet toelaten van eiseres geen schending betekent van artikel 8 van het EVRM. [1] Het is niet gebleken dat er sprake is van omstandigheden die maken dat eiseres (en haar gezin) voor het uitoefenen van familieleven of privéleven gebonden is aan Nederland. Niet is niet gebleken van objectieve belemmeringen om deze rechten uit te oefenen in Marokko of Jordanië. Verweerder heeft erop gewezen dat eiseres en haar kinderen de Marokkaanse nationaliteit hebben en dat het gezin eerder in Marokko heeft verbleven. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar echtgenoot niet tot Marokko zal worden toegelaten, nu niet is gebleken van concrete pogingen van de echtgenoot van eiseres om een verblijfsvergunning in Marokko te verkrijgen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.