ECLI:NL:RBDHA:2021:7528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
NL21.6305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jordaanse nationaliteit, heeft op 15 maart 2019 een asielaanvraag ingediend in Nederland, na te zijn gevlucht uit Jordanië vanwege problemen met zijn familie, die volgens hem invloed heeft op de autoriteiten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 1 april 2021 afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Jordanië. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de gestelde connecties met de Jordaanse autoriteiten ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn familie en hun invloed, en de rechtbank oordeelde dat hij niet heeft aangetoond dat hij niet kan terugkeren naar Jordanië of dat hij geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten daar.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, zoals bedreigingen en het verlies van zijn baan, niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op privéleven beschermt. De rechtbank oordeelde dat eiser in Marokko, het land van zijn echtgenote en kinderen, zijn privéleven kan uitoefenen en dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor hem om daar te verblijven. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

ProcesverloopBij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2021 op zitting behandeld, tezamen met de zaak NL21.5095. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Jordaanse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [Geb. datum] 1985. Eiser stelt dat hij met de broers van zijn moeder problemen heeft die zijn terug te leiden tot een erfeniskwestie. Deze ooms zijn machtig en hebben via de familie veel invloed heeft op de autoriteiten. Daarom kan eiser geen bescherming zoeken bij de autoriteiten. Nadat eiser was aangevallen en zijn dochter slachtoffer was geworden van een poging tot ontvoering, is eiser uit Jordanië gevlucht. Op 15 maart 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Familieproblemen;
Gestelde connecties van familie met Jordaanse autoriteiten.
3. Verweerder acht zowel de identiteit, nationaliteit en herkomst als de familieproblemen geloofwaardig. De gestelde connecties van de familie met Jordaanse autoriteiten acht verweerder ongeloofwaardig. Hieraan legt verweerder ten grondslag dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de familieconnecties en dat hij verder niet nader heeft onderbouwd wat voor connecties zijn familie met de autoriteiten heeft en hoe zijn ooms daar gebruik van maken. Uit de verklaringen van eiser blijkt ook niet dat er sprake is van problemen met de Jordaanse autoriteiten of dat hij van hen geen hulp zou kunnen krijgen. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Jordanië. Daarnaast doen de tegenstrijdige verklaringen van eiser over zijn bezoek aan een congres in Nederland afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk zou zijn om in Marokko te verblijven. Aangezien de echtgenote van eiser en hun kinderen de Marokkaanse nationaliteit bezitten, ligt het in de lijn der verwachting dat eiser dit probeert. Tot slot leidt het bestreden besluit niet tot schending van artikel 8 van het EVRM. [1] De omstandigheden die eiser in dit kader heeft aangevoerd, hebben betrekking op de omstandigheden in het land van herkomst. Het is niet gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om privéleven uit te oefenen. De asielaanvraag is daarom afgewezen als ongegrond.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat niet blijkt dat verweerder landeninformatie over Jordanië heeft betrokken bij zijn besluitvorming. Jordanië is niet aangemerkt als veilig land van herkomst en het is bekend dat families veel macht hebben. Verweerder is daarnaast onvoldoende ingegaan op wat eiser in de zienswijze en de correcties en aanvullingen heeft aangevoerd. Eiser heeft voldoende onderbouwd dat de connecties tussen zijn familie en de autoriteiten, dan wel het koningshuis, informele connecties betreffen. Zijn ooms maken gebruik van deze stamconnecties. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser heen en weer kon reizen naar Jordanië. Daarmee wordt miskent dat er sprake was van een ontwikkeling in de ernst van eisers problemen. Verweerder heeft verder een onjuiste afweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Artikel 8 van het EVRM beschermt namelijk ook het professioneel leven. Aangezien eiser niet in staat is om zijn beroep uit te oefenen, dient de belangenafweging in het voordeel van eiser te vallen. Tot slot is het voor eiser niet mogelijk om naar Marokko te gaan, omdat hij niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor een verblijfsvergunning daar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van meer dan een familiekwestie. Hierbij is allereerst van belang dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de connecties waar zijn familie over beschikt. Zo heeft eiser verklaard dat zijn familie sleutelbanen bekleed in de overheid, zoals ministers en parlementsleden. [2] Dit strookt niet met zijn vervolgens in de correcties en aanvullingen naar voren gebrachte verklaring dat zijn familie slechts over informele connecties beschikt. Eiser heeft, ook in beroep, geen verklaring gegeven voor deze discrepantie. Eiser heeft verder zijn stelling dat zijn familie over informele connecties met het koningshuis en de autoriteiten beschikt niet nader onderbouwd. Hij heeft enkel stukken overgelegd waaruit valt af te leiden dat stammen een rol spelen in de Jordaanse samenleving en dat de [Naam 2] familie één van de grootste en voornaamste stammen in Jordanië is. Dat eiser – gezien zijn naam – tot deze stam behoort, onderbouwt echter niet hoe eisers ooms invloed kunnen uitoefenen op de Jordaanse autoriteiten, over welke informele connecties zij beschikken en welke rol de ooms zelf vervullen. Nu eiser niet heeft geconcretiseerd op welke manier zijn ooms machtig zijn, heeft hij evenmin aannemelijk gemaakt waarom hij te vrezen heeft voor de Jordaanse autoriteiten.
6. Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat uit zijn verklaringen niet blijkt dat eiser persoonlijk problemen heeft ondervonden van de Jordaanse autoriteiten, al dan niet via de informele connecties. Daarbij heeft verweerder gewicht kunnen toekennen aan de verklaringen van eiser dat hij meermaals Jordanië probleemloos in- en uit kon reizen, terwijl er al langere tijd problemen waren met de familie. Daarnaast is eiser na de valse beschuldigingen van zijn oom gehoord door de Officier van Justitie en na het onderzoek vrijgelaten. Dat op deze beschuldiging inmiddels een vonnis van de rechtbank is gevolgd, geeft zonder nadere onderbouwing geen blijk van negatieve aandacht van de autoriteiten voor eiser persoonlijk.
7. Eisers verklaring ter zitting dat hij een welvarend leven heeft moeten opgeven vanwege zijn problemen in Jordanië leidt niet tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat hiermee als zodanig nog niet aannemelijk wordt dat eiser daadwerkelijk geen bescherming kan krijgen van de Jordaanse autoriteiten.
8. Met betrekking tot het beroep op artikel 8 van het EVRM overweegt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er met de afwijzing van eisers asielaanvraag geen sprake is van een schending van het recht op privéleven. Verweerder heeft terecht gesteld dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, namelijk dat eiser zijn baan is kwijtgeraakt, dat zijn dochter wordt bedreigd met ontvoering en dat eiser bedreigd wordt met ontneming van verblijf in Jordanië, omstandigheden zijn die uitsluitend zien op de situatie in het land van herkomst. Uit hetgeen hierboven is overwogen, volgt dat eiser hiertegen de bescherming van de Jordaanse autoriteiten kan vragen. Er is dan ook niet gebleken van omstandigheden die maken dat eiser voor het uitoefenen van zijn privéleven gebonden is aan Nederland. Verder heeft verweerder kunnen meewegen dat er geen objectieve belemmeringen bestaan om het gezinsleven uit te oefenen in Marokko, het land waarvan de echtgenote van eiser en hun kinderen de nationaliteit bezitten. Dat eiser in Marokko geen verblijfsvergunning zal kunnen verkrijgen, omdat hij niet aan de wettelijke vereisten voldoet, is niet aangetoond. In dat kader heeft verweerder kunnen opmerken dat eiser meermaals tijdelijk verblijf heeft gehad in Marokko en dat niet is gebleken van enige poging aan de zijde van eiser om een langdurig verblijfsrecht te verkrijgen.
De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekend gemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verslag nader gehoor, p. 3.