In deze zaak heeft eiseres op 14 september 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 18 januari 2019 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 6 oktober 2020 schriftelijk gereageerd op het beroep. Vervolgens heeft verweerder op 8 december 2020 een afwijzend besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Hiertegen heeft eiseres op 4 januari 2021 afzonderlijk beroep ingesteld, geregistreerd onder nummer NL21.53. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit van rechtswege mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. De behandeling van het beroep geregistreerd onder zaaknummer NL21.53 is gepland op 9 september 2021. Aangezien er inmiddels een besluit is genomen op de aanvraag, is het belang van eiser bij het onderhavige beroep komen te vervallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder niet tijdig op het beroep heeft beslist. Eiseres heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht ingesteld, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.