Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] e.a., te [plaats] , verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, verweerder
[derde-partij] B.V., te [vestigingsplaats] .
Rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een bestuursrechtelijk beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van drie woningen en een brug, en het realiseren van twee uitwegen. Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 12 november 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een aanvraag die eerder op 13 januari 2020 buiten behandeling was gesteld, maar later is herroepen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat de bezwaren van verzoekers, waaronder de vermindering van dag- en zonlicht en de toegankelijkheid voor hulpdiensten, niet kunnen leiden tot een weigering van de vergunning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging van verweerder correct is uitgevoerd en dat de vergunningen rechtmatig zijn verleend. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.