ECLI:NL:RBDHA:2021:7500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
C/09/585834 / FA RK 19-9671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, partneralimentatie en verdeling huwelijksgoederengemeenschap

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 juli 2021, wordt de echtscheiding uitgesproken tussen de vrouw, [X], en de man, [Y]. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en heeft op 18 mei 2021 de zaak behandeld. De vrouw verzoekt om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en partneralimentatie. De rechtbank oordeelt dat de echtscheiding wordt toegewezen, aangezien het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft recht op partneralimentatie, die is vastgesteld op € 5.430,- bruto per maand, ingaande op de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft ook het ouderschapsplan goedgekeurd, waarin afspraken zijn gemaakt over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, [voornaam minderjarige]. De vrouw is gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning tot zes maanden na inschrijving van de beschikking, en de woning wordt aan haar toebedeeld tegen de getaxeerde waarde, waarbij de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen. De rechtbank heeft verder de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, inclusief de aandelen in de holding en de timeshares in de Verenigde Staten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 19-9671 (echtscheiding) en FA RK 20-1096 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/585834 (echtscheiding) en C/09/589117 (verdeling)
Datum beschikking: 13 juli 2021

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 17 december 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

in de huwelijksakte genaamd: [X] ,
de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. B. Beekman te Noordwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 12 januari 2020 met bijlagen van de vrouw;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de man, ingekomen op 24 februari 2020;
  • het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vrouw, ingekomen op 21 april 2020;
  • het bericht van 20 mei 2020 met bijlagen van de man;
  • het bericht van 20 mei 2020 van de vrouw;
  • het bericht van 9 juni 2020 van de man;
  • het bericht van 27 december 2020 met bijlagen van de vrouw;
  • de brief van 27 april 2021 van Cardea;
  • het bericht van 30 april 2021 met als bijlage het door beide partijen ondertekende ouderschapsplan, van de vrouw;
  • het bericht van 7 mei 2021 met bijlagen van de man;
  • het bericht van 11 mei 2021 met bijlagen van de vrouw;
  • het bericht van 14 mei 2021 met bijlagen van de vrouw.
[voornaam minderjarige] heeft in een gesprek met de rechters zijn mening gegeven over de verzoeken die betrekking op hem hebben.
Op 18 mei 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk [naam 1] (Engels, tolknummer [nummer 1] ).
Feiten
  • De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] 1997 te [plaats] .
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind: [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te ‘ [geboorteplaats] .
  • [voornaam minderjarige] verblijft bij de man.
  • De vrouw is burger van de Bondsrepubliek Duitsland en de man is Brits burger.
  • Deze rechtbank heeft op 6 april 2020 voorlopige voorzieningen getroffen:
  • de vrouw is bij uitsluiting gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] , [postcode] [woonplaats 1] met inbegrip van de inboedel;
  • [voornaam minderjarige] is aan de man toevertrouwd;
  • de man en de vrouw zijn verwezen naar [instantie] voor deelname aan Ouderschapsbemiddeling, met opname van een lus naar de Raad voor de Kinderbescherming indien het traject niet positief verloopt.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw, zoals dat nu nog luidt en voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • partijen te bevelen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
  • voortgezet gebruik van de echtelijke woning;
  • vaststelling van partneralimentatie van € 6. 147 ,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van de te wijzen beschikking.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Verder heeft de man nu nog, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man;
  • opname van het ouderschapsplan;
  • bepaling dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de gemeenschap en goederen en vaststelling van de verdeling conform het voorstel van de man, in de brief van 7 mei 2021, de brief van 19 mei 2020 en het formulier Verdelen en Verrekenen;
  • bepaling dat de vrouw aan de man dient te voldoen een bedrag van € 2.207,-, zijnde de helft van de aflossingen op de hypotheek bij de ABN AMRO bank over 2020 en te bepalen dat de vrouw gehouden is om de gehele hypotheekrente voor de hypotheek in de holding voor het jaar 2020 te voldoen, omdat de man het volledige bedrag aan hypotheekrente over 2019 heeft voldaan.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De verzoeken met betrekking tot de echtscheiding zullen, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Ouderschapsplan
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek het ouderschapsplan deel uit te laten maken van deze beschikking.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen hebben onderling een regeling getroffen die is vermeld in het aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan. In het ouderschapsplan zijn afspraken opgenomen ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man, de door de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 20,- per maand en een informatie- en consultatieregeling. Tussen de vrouw en [voornaam minderjarige] is geen zorgregeling overeengekomen, omdat de vrouw [voornaam minderjarige] niets wil opleggen of afdwingen.
Op dit moment heeft de vrouw geen contact met [voornaam minderjarige] . De man en de vrouw zijn een informatieregeling overeengekomen, waarbij de man de vrouw zal informeren over [voornaam minderjarige] iedere twee weken en als er iets bijzonders is. Op de zitting is over deze regeling gesproken.
De man heeft toegezegd dat de vrouw mag bellen als er iets is met de gezondheid van [voornaam minderjarige] is. De rechtbank is van oordeel dat het belangrijk is dat de man de vrouw duidelijk en uitgebreid informeert over het leven van [voornaam minderjarige] , omdat er geen enkel contact is tussen de vrouw en [voornaam minderjarige] .
De rechtbank zal, conform het verzoek van de man, bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking en de door de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 20,- per maand zoals besproken ter zitting opnemen in het dictum met ingang van ondertekening van het ouderschapsplan, namelijk 23 april 2021.
Hoofdverblijfplaats
Nu de ouders in het ouderschapsplan afgesproken hebben dat [voornaam minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de man zal hebben en het ouderschapsplan aan deze beschikking wordt gehecht, heeft de man geen belang bij zijn verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij hem, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
Partneralimentatie
De vrouw verzoekt een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud van € 6. 147 ,- bruto per maand. De man voert verweer.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) is de Nederlandse rechter bevoegd om van het alimentatieverzoek van de vrouw kennis te nemen. De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het Nederlands recht toepassen, nu de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Behoefte van de vrouw
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de behoefte van de vrouw berekend dient te worden; op basis van de hofnorm of aan de hand van een behoeftelijst. De man stelt dat uitgegaan moet worden van de behoeftelijst van de vrouw van € 5.500,- netto per maand, maar dat bepaalde posten moeten worden gecorrigeerd omdat zij te hoog zijn ingeschat. Door de vrouw is ter zitting gesteld dat de door haar overgelegde behoeftelijst niet volledig is en dat het totaalbedrag van de behoeftelijst niet veel afwijkt van de hofnorm.
De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van de hofnorm in deze aansluit bij de wijze hoe partijen tijdens huwelijk hebben geleefd. Nu de man ook onvoldoende heeft gemotiveerd waarom afgeweken dient te worden van de hofnorm, en de vrouw heeft onderbouwd dat bepaalde posten ten onrechte niet zijn meegenomen in de behoeftelijst, ziet de rechtbank geen aanleiding om de man te volgen in zijn stelling om uit te gaan van de behoeftelijst die nog moet worden gecorrigeerd op bepaalde posten.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de huwelijksgerelateerde behoefte op basis van de hofnorm in 2019 € 5.692,- netto per maand (€ 10.692,- bruto per maand) bedraagt. De man heeft deze behoefte onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank de vrouw in die stelling volgt. Geïndexeerd naar 2021 bedraagt de behoefte van de vrouw (afgerond)
€ 6.009,- netto per maand (€ 11.288,- bruto per maand).
Behoeftigheid van de vrouw
Op de behoefte van de vrouw dienen haar eigen inkomsten in mindering te worden gebracht. Tussen partijen staat vast dat de vrouw directeur-grootaandeelhouder (DGA) is van [B.V.] (hierna: de holding). Partijen verschillen van mening over de vraag in hoeverre de vrouw verdiencapaciteit heeft om (deels) in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
De vrouw stelt dat zij sinds de geboorte van [voornaam minderjarige] geen betaalde werkzaamheden meer heeft verricht. Hoewel zij zich realiseert dat wel van haar verwacht mag worden inkomen te genereren, kan zij dit niet op korte termijn. Door de boekhouder van de holding is aangegeven dat het niet langer verantwoord is dat de vrouw als DGA salaris uit de holding uit laat keren. De vrouw heeft gesteld dat zij door de echtscheiding en het ontbreken van contact met [voornaam minderjarige] erg in beslag wordt genomen door gevoelens van onmacht en verdriet. Feitelijk is de vrouw al langere tijd arbeidsongeschikt. Ze slikt Valeriaan om zichzelf rustig te houden. Solliciteren gaat niet, want ze heeft weinig energie.
Door de man is gesteld dat de vrouw als DGA en enig aandeelhoudster van de holding een salaris van € 44.000,- bruto per jaar kan ontvangen. Daarnaast heeft de vrouw een verdiencapaciteit vanuit haar opleiding tot architect en heeft zij voor het indienen van het echtscheidingsverzoek een managementfunctie bij [bedrijf] bekleed. Partijen zullen verder uit de verdeling ieder een aanzienlijk vermogen overhouden, dus de vrouw kan ook een aanzienlijk rendement genereren. De vrouw schrijft in haar nieuwsbrief/kerstbrief dat ze ook verwacht te blijven investeren in de holding. Die holding kan wel degelijk inkomen genereren. In de holding zit onroerend goed en renderende beleggingen, zodat de vrouw daar inkomen uit kan verwerven. Het verzoek is in december 2019 ingediend, maar de vrouw heeft sinds die tijd niet aangetoond te hebben gesolliciteerd.
De rechtbank acht het redelijk om ervan uit te gaan dat de vrouw een verdiencapaciteit heeft en deze verdiencapaciteit ook kan benutten. Hoewel de vrouw sinds de geboorte van [voornaam minderjarige] niet meer (langdurig) in loondienst heeft gewerkt, is de rechtbank van oordeel dat niet dan wel onvoldoende is gebleken dat de vrouw (hierdoor) in het geheel niet in staat is om eigen inkomen te genereren. De vrouw heeft zich tijdens het huwelijk niet alleen gericht op de zorg voor [voornaam minderjarige] en het huishouden. Zij heeft zich ook bezig gehouden met de holding en zij heeft onlangs een managementfunctie bij [bedrijf] gehad. Het is onvermijdelijk dat een scheiding en het ontbreken van contact met een kind invloed heeft op het welzijn van de vrouw, maar door de vrouw is niet met stukken onderbouwd dat zij daardoor arbeidsongeschikt is en/of daardoor niet in staat kan worden geacht om (betaalde) werkzaamheden te verrichten.
Tussen partijen staat verder vast dat de vrouw geen activiteiten verricht in de holding. De holding zal, in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, aan de vrouw worden toegedeeld en de rechtbank gaat er van uit dat de vrouw de holding zal voortzetten. Na de betwisting door de man dat de vrouw zich geen salaris meer kan toekennen uit de holding, heeft de vrouw op de zitting onvoldoende uitleg kunnen geven over de verklaring daaromtrent van de boekhouder. Voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk of en welk salaris de vrouw als DGA kan laten uitkeren. Het had op de weg van de vrouw gelegen om hier meer duidelijkheid over te verschaffen, hetgeen voor haar rekening en risico dient te komen als verzoekster van partneralimentatie.
De rechtbank gaat gelet op het voorgaande daarom uit van een inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen, en stelt dit inkomen in redelijkheid op € 3.000,- netto per maand. Dit inkomen strekt in mindering op de behoefte van de vrouw, zodat een behoefte resteert van
€ 3.009,- netto per maand (€ 5.830,- bruto per maand).
Draagkracht van de man
De rechtbank gaat voor het bepalen van de draagkracht van de man uit van de door hem overgelegde draagkrachtberekening (tarieven 2021-I), nu de vrouw daar geen verweer tegen heeft gevoerd. Conform deze berekening is de draagkracht van de man voor partneralimentatie, na aftrek van zijn lasten en kosten voor [voornaam minderjarige] van € 809,- per maand, € 3.095,- netto per maand (€ 5.430,- bruto per maand).
Jusvergelijking
Door de man is geen berekening van een jusvergelijking overgelegd en door de vrouw is onvoldoende gesteld om tot een jusvergelijking te komen. De rechtbank zal daarom geen jusvergelijking maken.
Ingangsdatum
De vrouw heeft verzocht de ingangsdatum van de partneralimentatie te bepalen op de beschikkingsdatum. Uit de wet volgt dat de rechtbank de partneralimentatie niet kan laten ingaan op een datum gelegen voor de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding. De rechtbank zal de ingangsdatum dan ook bepalen op laatstgenoemde datum.
Conclusie
De rechtbank zal gelet op het voorgaande bepalen dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand een bedrag van € 5.430,- bruto per maand aan partneralimentatie aan de vrouw moet voldoen.
Voortgezet gebruik van de woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het voortgezet gebruik van deze woning.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
De vrouw heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht. De man heeft zich niet verweerd. De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
Huwelijksvermogensregime
Rechtsmacht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
Toepasselijk recht
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
Partijen hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag. Partijen hebben hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd, namelijk in Nederland.
Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het Nederlandse recht, van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
Peildatum
Voor het vaststellen van de omvang van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap geldt, nu partijen geen andere afspraken hebben kunnen maken, de datum van indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank, namelijk 17 december 2019.
Als peildatum voor de waardering van de te verdelen goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, tenzij de man en de vrouw anders overeenkomen of op basis van de redelijkheid en billijkheid daarvan dient te worden afgeweken.
Omvang van de gemeenschap
Partijen hebben gesteld dat de volgende vermogensbestanddelen in hun ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vallen:
de echtelijke woning, [adres] te [woonplaats 1] ;
kapitaalverzekering (ABN AMRO [nummer 2] ), verbonden aan de hypothecaire geldlening bij ABN AMRO;
de inboedel in de woning;
twee auto’s;
(gezamenlijke) bankrekeningen;
aandelen in de holding ( [B.V.] );
onroerend goed in de Verenigde Staten (timeshares):
[naam 3] ( [staat] );
[naam 2] ;
Beleggingen ( [naam 4] en [naam 5] ).
Hiernaast hebben partijen gesteld dat de volgende schulden in de gemeenschap vallen:
9. de aan de echtelijke woning verbonden hypothecaire geldleningen aan ABN AMRO en de holding.
Ad 1, 2 en 9: de woning, kapitaalverzekering en hypothecaire geldleningen
De vrouw wenst de woning over te nemen, waarbij zij de man zal doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen. Partijen hadden in onderling overleg de woning getaxeerd op € 1.025.000,- en de man is volgens de vrouw gehouden aan deze afspraak. De man gaat akkoord met overname van de woning door de vrouw, maar voert verweer tegen de afgesproken waarde. De waarde is de afgelopen jaren gestegen, zodat de man niet meer gehouden kan worden aan die afspraak. De woning moet opnieuw worden getaxeerd.
Partijen hebben destijds afspraken gemaakt, waaronder een deelafspraak met betrekking tot de woning. Op de zitting is gebleken dat partijen deze afspraken niet in een convenant hebben opgenomen en dat zij ook geen uitvoering hebben gegeven aan die afspraken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de man niet gehouden kan worden aan de deelafspraak ten aanzien van de waarde van de woning. Op de zitting is vervolgens gesproken over de overname door de vrouw van de woning.
Partijen dienen de verdeling van de echtelijke woning te realiseren volgens het volgende
spoorboekje:
de man stelt binnen een week na de zitting drie makelaars voor aan de vrouw. De vrouw zal uit die drie een makelaar kiezen die de woning zal gaan taxeren. De rechtbank gaat er van uit dat deze stap inmiddels is gezet.
partijen zullen gezamenlijk aan de gekozen makelaar, voorzover nog niet gedaan uiterlijk binnen twee weken na heden, de opdracht verstrekken om de woning te laten taxeren, waarbij alle omstandigheden, waaronder de eventuele bouwplannen in de omgeving van de echtelijke woning, die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning, worden meegenomen. Deze taxatie van de makelaar is bindend tussen partijen.
de vrouw dient vervolgens binnen drie maanden na heden aan te tonen dat zij in staat is de toebedeling van de echtelijke woning tegen de getaxeerde waarde aan haar te financieren door overname van beide hypothecaire geldleningen en de polis levensverzekering en hiervoor de man uit zijn hoofdelijkheid aansprakelijkheid te doen ontslaan. Indien de vrouw daarin slaagt, zal de vrouw de woning aan haar toebedeeld krijgen, waarbij zij de helft van de overwaarde van de echtelijke woning (de overwaarde is: de taxatiewaarde plus de waarde polis levensverzekering minus de hypothecaire geldleningen) aan de man moet voldoen. De kosten in verband met de taxatie en toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw dienen door partijen bij helfte te worden gedragen.
slaagt de vrouw er niet in om de toebedeling van de woning aan haar te financieren, dan zal de woning door partijen te koop worden aangeboden via de makelaar die voormelde taxatie heeft verricht. De aanwijzingen van deze makelaar zullen voor partijen leidend zijn voor het bepalen van de vraag- en laatprijs van de woning. Alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, zullen eerst van de opbrengst worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde.
De rechtbank zal aldus bepalen.
Door de man is op de zitting de vergoedingsvordering ten aanzien van de aflossing op de hypothecaire geldlening bij de ABN AMRO ingetrokken. De man handhaaft zijn vergoedingsvordering op de vrouw ten aanzien van de door hem volledig betaalde hypotheekrente voor de hypothecaire geldlening aan de holding. De vrouw heeft verweer gevoerd en gesteld dat in de voorlopige voorzieningen beschikking is opgenomen dat de rechtbank er van uit ging dat de man de lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening nam en zou blijven nemen.
In de beschikking van 6 april 2020 van deze rechtbank is in het kader van de voorlopige voorzieningen procedure door de rechtbank overwogen: “
Daar komt bij dat ter zitting is komen vast te staan dat de man de vaste lasten van de voormalige echtelijke woning betaalt en zal blijven betalen.”.Gelet op deze overweging in de beschikking is de rechtbank van oordeel dat de man geen vergoedingsvordering op de vrouw toekomt nu hij de lasten van de woning dient te betalen. Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen. De rechtbank overweegt dat met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand de voorlopige voorzieningen beschikking op grond van artikel 826 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn rechtskracht verliest, zodat de vrouw met ingang van die datum gehouden is om – voor zover de vrouw de woning op dat moment nog niet toebedeeld heeft gekregen - de lasten van de echtelijke woning voor de helft te dragen.
Ad 3. de inboedel
Partijen hebben op de zitting een afspraak gemaakt over inboedelgoederen (gorilla schilderij, tafel van de ouders van de man, [naam 6] schilderij), die de man nog bij de vrouw kon ophalen op 21 mei jongstleden. De rechtbank gaat er van uit dat deze verdeling inmiddels is gebeurd. Voor het overige zijn de verzoeken op de zitting ingetrokken. De rechtbank zal geen beslissing meer nemen ten aanzien van de inboedel.
Ad 4. Twee auto’s
Tussen partijen is niet in geschil dat ieder de op zijn of haar naam staande auto behoudt, zonder verrekening van de waarde met de ander. De rechtbank beslist aldus.
Ad 5. Bankrekeningen
Partijen hebben gesteld dat zij de volgende bank- en spaarrekeningen hebben:
  • credit Europe internet spaar… [nummer 3]
  • NN Spaar … [nummer 4]
  • MoneYou … [nummer 5]
  • Royal Bank of Scotland … [nummer 6]
  • ABN AMRO … [nummer 13]
  • ABN AMRO … [nummer 8] (privérekening vrouw)
  • ABN AMRO … [nummer 9] (pensioensparen vrouw)
  • ABN AMRO … [nummer 12] (pensioensparen man)
  • ABN Amro --- [nummer 14] (rekening man)
  • Delta Lloyd … [nummer 15] (rekening partijen)
  • MainzerVolksBank … [nummer 16] (rekening vrouw)
  • MainzerVolksBank … [nummer 17] (rekening vrouw)
Partijen dienen elkaar van alle bestaande rekeningen een opgave te geven, met stukken onderbouwd, van de saldi per peildatum van 16 december 2019. Ieder behoudt de op zijn of haar naam staande rekening, onder de verplichting om de saldi per 16 december 2019 op alle rekeningen bij helfte onderling te delen. Ten aanzien van de saldi op de gezamenlijke rekeningen zal de rechtbank beslissen dat de saldi eveneens bij helfte per peildatum 16 december 2019 worden verdeeld, waarna de rekeningen worden opgeheven of worden voortgezet door de vrouw of de man, zoals zij dat samen overeenkomen. De rechtbank beslist aldus.
Ten aanzien van een bankrekening ten behoeve van [voornaam minderjarige] hebben partijen in artikel 5.2 van het ouderschapsplan de volgende afspraken opgenomen:
“Afspraken over studiekostenregeling (van 18 t/m 21 jaar)
De ouders hebben voor [voornaam minderjarige] een spaarrekening met €16.000 in beheer. Met als doel een ondersteuning te bieden in de studiekosten.
De ouders beheren na de scheiding ieder €8000 tbv [voornaam minderjarige] .
Als [voornaam minderjarige] 18 jaar wordt krijgt hij de beschikking over €8000 (vaders beheerde deel)
Als [voornaam minderjarige] 21 jaar wordt krijgt hij de beschikking van €8000 (moeder beheerde deel)”.
De rechtbank gaat er van uit dat partijen zich aan deze afspraak houden en ziet – mede gelet op de aanhechting van het ouderschapsplan aan deze beschikking - geen aanleiding om deze afspraak in het dictum van de beschikking op te nemen.
Ad 6. Aandelen in de holding
Peildatum waardering
Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland stelt de vrouw dat de datum indiening verzoekschrift geldt als peildatum voor de waardering van de aandelen. De man voert verweer.
De rechtbank overweegt dat in de door de vrouw aangehaalde uitspraak van de rechtbank Noord-Holland voor de waardering van de aandelen van de BV op grond van de redelijkheid en billijkheid is afgeweken van het uitgangspunt dat het tijdstip van feitelijke verdeling geldt als peildatum voor waardering. In die zaak ging het echter, anders dan in deze zaak, om een BV waarin daadwerkelijk activiteiten werden uitgevoerd. Daargelaten dat de vrouw geen beroep heeft gedaan op de redelijkheid en billijkheid, is de rechtbank van oordeel dat door de vrouw onvoldoende is gesteld om af te wijken van voormeld uitgangspunt voor de peildatum voor de waardering.
Waarde aandelen
De aandelen van de vrouw in de holding vallen in de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen. Nu partijen het niet eens zijn over de waarde van de holding en de rechtbank de waarde niet kan bepalen, heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om een week na de zitting samen tot overeenstemming te komen over een deskundige (registeraccountant) die de aandelen van de vrouw in de holding kan waarderen. Door de man worden binnen een week na de zitting drie registeraccountants aangedragen, waaruit de vrouw een zal kiezen. De rechtbank gaat er van uit dat dit inmiddels is gebeurd.
De man en de vrouw zijn het er over eens geworden dat de accountant de aandelen van de vrouw in de holding zal waarderen conform de intrinsieke waarderingsmethode, waarbij in ieder geval ook het appartement aan het [straat] , [woonplaats 1] , zal worden meegenomen in de opstelling.
De rechtbank zal bepalen dat partijen – voor zover dat nog niet is gebeurd – binnen vier weken na de datum van deze beschikking op eigen kosten de door hen inmiddels gekozen accountant zullen moeten inschakelen om de aandelen te waarderen. De kosten van de deskundige komen voor rekening van partijen, ieder bij helfte. De peildatum voor de waardering van de aandelen betreft de datum van feitelijke verdeling. De aandelen van de vrouw in de holding zullen tegen de door de deskundige vast te stellen waarde per die datum aan de vrouw worden toegedeeld. De rechtbank zal hierbij bepalen dat de vrouw vervolgens aan de man zal moeten betalen:
de helft van de waarde per de peildatum van feitelijke verdeling
-/- de IB-belastingclaim in box 2 van 25% over dat bedrag
-/- de helft van de rekening-courantschuld per die datum.
De rechtbank zal aldus beslissen. Het meer of anders verzochte ten aanzien van de verdeling van de waarde van de aandelen zal worden afgewezen.
Ad 7. Onroerend goed in de VS
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de timeshare in [naam 3] ( [staat] , Verenigde Staten) aan de vrouw zal worden toebedeeld en de timeshare in [naam 2] (VS) aan de man, zonder verrekening van de waarde met de ander. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen.
De man voert geen verweer tegen de vergoedingsvordering van de vrouw op de man vanwege de door haar betaalde onderhoudskosten voor beide timeshares van in totaal
€ 2.877,46. Dit betekent dat de man aan de vrouw moet vergoeden een bedrag van € 1.438,73. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ad 8. Beleggingen
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de belegging in [naam 4] aan de man zal worden toebedeeld en de belegging in [naam 5] aan de vrouw. Partijen dienen elkaar over en weer inzicht te geven over de actuele waarde van de beleggingen op de peildatum, te weten de datum van feitelijke verdeling. Vervolgens dienen zij de waarde van de beleggingen bij helfte met elkaar te verdelen. Het meer of anders verzochte ten aanzien van de beleggingen zal de rechtbank afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
- spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum huwelijk] 1997 te [plaats] ;
- bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
- bepaalt dat de vrouw met ingang van 23 april 2021 als kinderalimentatie voor de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te ’ [geboorteplaats] , aan de man dient te betalen een bedrag van € 20,- per maand, voortaan telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaalt dat de man met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 5.430,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaalt dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om in de woning aan het adres [adres] , [postcode] [woonplaats 1] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als zij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
  • stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, ten aanzien van:
  • de echtelijke woning aan de [adres] , [woonplaats 1] , de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen bij ABN AMRO en de [B.V.] en de kapitaalverzekering:
- conform het “spoorboekje” zoals opgenomen in het lichaam van deze beschikking;
- de woning wordt aan de vrouw toebedeeld voor de door partijen aangewezen makelaar getaxeerde waarde, waarbij de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldleningen(ABNAmro en holding), onder de verplichting de helft van de overwaarde (getaxeerde waarde plus waarde kapitaalverzekering minus hypothecaire geldleningen) aan de man te betalen, waarbij de kosten in verband met de taxatie en toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw door partijen bij helfte worden gedragen.
- slaagt de vrouw er niet in om de toebedeling van de woning aan haar te financieren, dan dient de woning te worden verkocht en geleverd aan een derde. Partijen dienen daartoe gezamenlijk verkoopopdracht te geven aan voormelde makelaar, waarbij zij het advies van deze makelaar over de vraag- en laatprijs als leidend accepteren. Alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, zullen eerst van de opbrengst worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde.
2.
de auto’s: ieder behoudt de op zijn of haar naam gestelde auto, zonder verrekening van de waarde met de ander;
3.
de bank- en spaarrekeningen: ieder behoudt de op zijn of haar naam staande rekeningen, onder de verplichting om de saldi per 16 december 2019 op alle rekeningen bij helfte onderling te delen; de saldi op de gezamenlijke rekeningen worden bij helfte per peildatum 16 december 2019 verdeeld, waarna de rekeningen worden opgeheven of worden voortgezet door de vrouw of de man, in onderling overleg nader af te stemmen;
4.
de aandelen in de [B.V.] :
5. partijen geven binnen vier weken na de datum van deze beschikking de door hen gekozen registeraccountant gezamenlijk opdracht om de aandelen van de vrouw in de holding te waarderen conform de intrinsieke waarderingsmethode, waarbij de kosten van deze deskundige door partijen bij helfte worden gedeeld;
6. de aandelen van de vrouw zullen tegen de door partijen gekozen deskundige vast te stellen waarde aan de vrouw worden toegedeeld;
7. de vrouw moet vervolgens aan de man betalen: de helft van de waarde van de aandelen in de holding per peildatum feitelijke verdeling minus de IB-belastingclaim in box 2 van 25% over dat bedrag minus de helft van de rekening-courantschuld;
8.
de timeshares in de Verenigde Staten:de timeshare in [naam 3] , [staat] , wordt aan de vrouw toebedeeld en timeshare in [naam 2] aan de man, zonder verrekening van de waarde met de ander;
9.
de beleggingen: de belegging in [naam 4] wordt aan de man toebedeeld en de belegging in [naam 5] aan de vrouw, onder de verplichting om de helft van de waarde van de belegging per peildatum feitelijke verdeling met de ander te verdelen, waarbij partijen elkaar over en weer inzicht dienen te geven over de actuele waarde van de beleggingen op die datum;
- bepaalt dat de man aan de vrouw moet voldoen een bedrag van € 1.438,73, vanwege haar vergoedingsvordering met betrekking tot de betaling van onderhoudskosten voor beide timeshares in de Verenigde Staten;
  • verklaart de beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding - uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.F. Bouwman, T.M. Coppes en H.C.L. Vreugdenhil, (kinder)rechters, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2021.