In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot stiefouderadoptie. Verzoeker, de man, heeft samen met de moeder van de kinderen, [kind 1] en [kind 2], een verzoek ingediend tot adoptie van de kinderen. De kinderen zijn geboren in Suriname en wonen sinds 2003 bij verzoeker en hun moeder in Nederland. De vader van de kinderen is in 2019 overleden, en de kinderen hebben geen contact meer gehad met hem sinds hun tienerjaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen ten tijde van de indiening van het verzoek meerderjarig waren, wat in strijd is met de voorwaarden voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft overwogen of er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste konden rechtvaardigen, maar heeft geconcludeerd dat deze niet aanwezig waren. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waaruit blijkt dat het recht op adoptie niet gegarandeerd is en dat nationale wetgeving gerespecteerd moet worden. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie en de wijziging van de geslachtsnamen van de kinderen afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor adoptie.