ECLI:NL:RBDHA:2021:7499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
C/09/565450 / FA RK 18-9448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek stiefouderadoptie wegens niet voldoen aan minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot stiefouderadoptie. Verzoeker, de man, heeft samen met de moeder van de kinderen, [kind 1] en [kind 2], een verzoek ingediend tot adoptie van de kinderen. De kinderen zijn geboren in Suriname en wonen sinds 2003 bij verzoeker en hun moeder in Nederland. De vader van de kinderen is in 2019 overleden, en de kinderen hebben geen contact meer gehad met hem sinds hun tienerjaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen ten tijde van de indiening van het verzoek meerderjarig waren, wat in strijd is met de voorwaarden voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft overwogen of er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste konden rechtvaardigen, maar heeft geconcludeerd dat deze niet aanwezig waren. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waaruit blijkt dat het recht op adoptie niet gegarandeerd is en dat nationale wetgeving gerespecteerd moet worden. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie en de wijziging van de geslachtsnamen van de kinderen afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor adoptie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-9448
Zaaknummer: C/09/565450
Datum beschikking: 7 juni 2021

Adoptie

Beschikking op het op 19 december 2018 ingekomen verzoekschrift van:

[Y]

verzoeker/de man,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2]

[kind 1] ,

[kind 1] ,
wonende te Den Haag, en

[kind 2]

wonende te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • instemmingsverklaringen van [kind 1] en [kind 2] ingekomen op 28 december 2018;
  • het bericht van 20 mei 2020 met bijlagen van verzoeker.
Op 12 april 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld via een videoverbinding (Skype for Business). Hierbij zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder, [kind 1] en [kind 2]

Feiten

  • Verzoeker en de moeder zijn op [huwelijksdatum] 2006 te [huwelijksplaats] gehuwd.
  • Uit de Basisregistratie Personen (BRP) volgt dat verzoeker en de moeder sinds 26 september 2002 ingeschreven staan op hetzelfde adres. Met ingang van 18 maart 2003 staan [kind 1] en [kind 2] (hierna ook samen: de kinderen) ook op dit adres ingeschreven. Vanaf 15 augustus 2017 staat [kind 2] op een ander adres ingeschreven.
  • Volgens een kopie van een overlijdensakte, nummer [nr.] , afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand te [plaatsnaam in Suriname] op [datum] 2019, is de vader van [kind 1] en [kind 2] overleden op [datum overlijden] 2019 te [plaatsnaam in Suriname] .
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt - voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad - tot:
- adoptie van [kind 1] en [kind 2] door verzoeker;
- wijziging van de geslachtsnamen van [kind 1] en [kind 2] in [geslachtsnaam Y] .
[kind 1] , [kind 2] en de moeder ondersteunen het adoptieverzoek.

Beoordeling

Rechtsmacht
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht te oordelen over het onderhavige verzoek, nu verzoeker, de moeder, [kind 1] en [kind 2] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Inhoudelijke beoordeling
Standpunt verzoeker
Verzoeker wenst de meerderjarige kinderen van de moeder, [kind 1] en [kind 2] te adopteren. De kinderen zijn geboren in Suriname en hebben daar de eerste jaren van hun leven gewoond. In 2003 zijn de kinderen naar Nederland verhuisd en bij verzoeker en hun moeder gaan wonen. Met hun vader hebben de kinderen vanaf hun 14e respectievelijk 15e geen contact meer gehad. De vader had (recent, vóór zijn plotselinge overlijden op [datum overlijden] 2019) ingestemd met het verzoek. De kinderen hebben in het geheel geen band met hun vader en zijn familie (gehad). Behoudens de leeftijdsgrens van artikel 1:228, eerste lid, sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is aan alle voorwaarden voor de adoptie voldaan, zoals genoemd in artikel 1:227 juncto artikel 1:228 BW. Volgens een aantal uitspraken moet bij meerderjarigenadoptie sprake zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding, maar dit is geen vaste jurisprudentie. Het zwaarwegend belang van de adoptie is dat de gevolgen van de adoptie zich uitstrekken tot de familierechtelijke band tussen de familie van verzoeker en de kinderen. Hoewel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft overwogen dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geen recht geeft op adoptie, moet wel worden bezien dat de Nederlandse staat in dit geval inbreuk maakt op het bestaande familieleven van verzoeker en de kinderen. Er is namelijk geen voorziening getroffen om de mogelijkheid te bieden de familierechtelijke banden tussen hen te vestigen.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder a BW bepaalt onder meer als voorwaarde voor adoptie dat het te adopteren kind op de dag van het (eerste) verzoek minderjarig is.
Vast staat dat de kinderen ten tijde van de indiening van het huidige verzoek (al enkele jaren) meerderjarig waren. Er is daarom niet voldaan aan voornoemd vereiste van minderjarigheid, waardoor het verzoek tot adoptie in beginsel om die reden moet worden afgewezen.
Door verzoeker is jurisprudentie aangehaald, waaruit volgt dat sprake kan zijn van zeer bijzondere omstandigheden, die terzijdestelling van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW kunnen rechtvaardigen. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van adoptie vanwege meerderjarigheid een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM wordt door het EVRM het recht op adoptie niet gegarandeerd. Dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op het familieleven van de man, [kind 1] en [kind 2] Door de Hoge Raad is beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op de bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet (HR 30 juni 2000, nr. R 99/181, NJ 2001, 103).
Uit de ingediende stukken en de verklaringen op de zitting is gebleken dat tussen de man en de kinderen sprake is van een hechte en warme band. Zij voelen zich familie van elkaar en de kinderen zien de man als hun vader. De man en de kinderen achten het onbegrijpelijk en in strijd met hun gezinsleven dat het verzoek niet gedaan kan worden tijdens de meerderjarigheid van laatstgenoemden.
De rechtbank begrijpt de wens en de gevoelens van de man en de kinderen, maar dit leidt niet tot de bijzondere omstandigheid die meebrengt dat er een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie kan worden gemaakt. Door de man zijn geen gegronde redenen aangedragen waarom het verzoek niet eerder (ten tijde van de minderjarigheid van de kinderen) ingediend had kunnen worden. De kinderen wonen als sinds 2003 bij verzoeker en hun moeder en zijn pas in 2012 respectievelijk 2013 meerderjarig geworden. Dat de biologische vader bezwaren had tegen de adoptie tijdens de minderjarigheid van de kinderen is niet dan wel onvoldoende gebleken. Daarbij had de man ondanks bezwaren van de vader evengoed een adoptieprocedure kunnen initiëren tijdens de minderjarigheid van de kinderen. Er is onvoldoende onderbouwd gesteld waarom dat niet mogelijk zou zijn geweest.
De rechtbank zal daarom het verzoek tot adoptie van de kinderen door de man afwijzen. Dit betekent tevens dat het met de adoptie samenhangende verzoek ten aanzien van de wijziging van de geslachtsnaam niet kan worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, J.M. Vink en H. Dragtsma, rechters, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2021.