ECLI:NL:RBDHA:2021:7406
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid beslissing op Wob-verzoek door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Op 11 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eiseres had beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen van de minister op haar Wob-verzoek van 18 december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 24 februari 2021 de minister in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft op 11 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de minister binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekendmaken. De rechtbank heeft de minister verzocht om een langere termijn, maar de gemachtigde van eiseres verzet zich hiertegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek bijna zes maanden geleden is ingediend en dat er nog steeds geen besluit is genomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden, zoals de Coronacrisis, maar verwachtte toch voortvarendheid van de minister.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 534,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.