ECLI:NL:RBDHA:2021:7358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
NL21.8310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geprocedeerd, waarin de aanvraag niet in behandeling was genomen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat Italië op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. De Italiaanse autoriteiten hadden het overnameverzoek aanvaard en beloofd het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had aangetoond dat er redenen waren om aan te nemen dat Italië zijn rechten zou schenden. Eiser had geen bewijs geleverd dat klagen in Italië onmogelijk of zinloos zou zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een inhoudelijke behandeling van de asielmotieven rechtvaardigden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8310
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.8311, op 2 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Legiag. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. [1]
2. Met de aanvaarding van het overnameverzoek met verwijzing naar artikel 13 van de Dublinverordening hebben de Italiaanse autoriteiten toegezegd dat zij het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet ervan uit worden gegaan dat zij dat zullen doen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft niet met documenten of verklaringen aannemelijk gemaakt dat hiervan moet worden afgeweken. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat de lidstaten verplicht zijn om illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren en dat het aan eiser is om hierover in Italië te klagen indien hij van mening is dat zijn rechten daarbij zijn geschonden. Met de opmerking dat hij geen enkel vertrouwen heeft in de wijze waarop de Italiaanse autoriteiten met eventuele klachten omgaan, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat klagen voor hem niet mogelijk, dan wel zinloos zou zijn.
3. Hiermee, noch anderszins heeft eiser feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan verweerder redelijkerwijs had moeten besluiten tot inhoudelijke behandeling van de asielmotieven.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU), nr. 603/2013.