ECLI:NL:RBDHA:2021:7357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 30 maart 2020 was genomen, hield in dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter op 3 juni 2020 werd toegewezen. De voorlopige voorziening hield in dat het bestreden besluit werd geschorst en dat eiser niet aan Italië mocht worden overgedragen totdat op het beroep was beslist.
Op 11 juni 2021 heeft de rechtbank partijen gevraagd hun actuele standpunten kenbaar te maken en aangekondigd dat de zitting in deze beroepszaak achterwege zou blijven. Partijen hebben gereageerd, maar geen van beiden heeft aangegeven op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft daarop op 30 juni 2021 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser op 24 september 2020 door COA en AVIM is afgemeld als vertrokken met onbekende bestemming. De Italiaanse autoriteiten zijn hierover op 7 oktober 2020 geïnformeerd. Daarnaast heeft verweerder een Dublinclaim ontvangen van de Duitse autoriteiten, waaruit blijkt dat eiser op 15 september 2020 een asielverzoek in Duitsland heeft ingediend. Gelet op deze feiten heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep in Nederland, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.