ECLI:NL:RBDHA:2021:7357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
NL20.7823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 30 maart 2020 was genomen, hield in dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter op 3 juni 2020 werd toegewezen. De voorlopige voorziening hield in dat het bestreden besluit werd geschorst en dat eiser niet aan Italië mocht worden overgedragen totdat op het beroep was beslist.

Op 11 juni 2021 heeft de rechtbank partijen gevraagd hun actuele standpunten kenbaar te maken en aangekondigd dat de zitting in deze beroepszaak achterwege zou blijven. Partijen hebben gereageerd, maar geen van beiden heeft aangegeven op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft daarop op 30 juni 2021 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser op 24 september 2020 door COA en AVIM is afgemeld als vertrokken met onbekende bestemming. De Italiaanse autoriteiten zijn hierover op 7 oktober 2020 geïnformeerd. Daarnaast heeft verweerder een Dublinclaim ontvangen van de Duitse autoriteiten, waaruit blijkt dat eiser op 15 september 2020 een asielverzoek in Duitsland heeft ingediend. Gelet op deze feiten heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep in Nederland, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de
behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL20.7824). Dat verzoek is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank toegewezen bij uitspraak van 3 juni 2020. De voorzieningenrechter heeft daarbij de voorlopige voorziening getroffen dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op het beroep.
Op 11 juni 2021 heeft de rechtbank partijen gevraagd hun actuele standpunt kenbaar te maken. Ook is aangekondigd dat zij de zitting in deze beroepszaak achterwege wilde laten. Daarbij heeft de rechtbank partijen de gelegenheid gegeven om binnen drie weken te laten weten of zij alsnog op een zitting willen worden gehoord.
Partijen hebben hierop gereageerd. Geen van beide heeft aangegeven op een zitting te willen worden gehoord. Daarop heeft de rechtbank op 30 juni 2021 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 15 juni 2021 bericht dat eiser in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) door COA en AVIM per 24 september 2020 is afgemeld als vertrokken met onbekende bestemming. Op 7 oktober 2020 zijn de Italiaanse autoriteiten hierover schriftelijk geïnformeerd. Bovendien heeft verweerder op 30 oktober 2020 een Dublinclaim ontvangen van de Duitse autoriteiten, waaruit blijkt dat eiser op 15 september 2020 een asielverzoek heeft ingediend in Duitsland. Deze Dublinclaim is geweigerd. Gelet op deze ontwikkelingen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep in Nederland.
2. Indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
3. De gemachtigde van eiser heeft een actueel standpunt kenbaar gemaakt, maar daarin is zij niet ingegaan op de hiervoor genoemde informatie van verweerder. De rechtbank leidt uit het niet weerspreken van die informatie af dat de gemachtigde van eiser geen contact meer heeft met eiser en dat hij met onbekende bestemming is vertrokken sinds 24 september 2020. Dit in combinatie met eisers asielaanvraag in Duitsland maakt dat de rechtbank aanneemt dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.