Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[Naam] , verzoeker,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 21 mei 2021, hield in dat de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij van mening was dat zijn rechten onder de asielrichtlijnen waren geschonden.
De zitting vond plaats op 2 juli 2021, waar de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Tijdens de zitting is ook een tolk, W.M. Manik, verschenen. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. In zijn beslissing heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de aanverwante zaak NL21.7961, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak betreft belangrijke aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met specifieke aandacht voor de Dublin-regelgeving en het interstatelijk vertrouwensbeginsel.