ECLI:NL:RBDHA:2021:7353
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en verantwoordelijkheidsbepaling asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen op grond van de Dublinverordening. De staatssecretaris stelde dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Roemenië en Oostenrijk asiel had aangevraagd.
Tijdens de zitting op 8 juli 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, die betwistte dat Oostenrijk verantwoordelijk was. Eiser voerde aan dat de Roemeense autoriteiten een terugnameverzoek van Nederland hadden afgewezen en dat Oostenrijk niet zorgvuldig had gehandeld door de afwijzing van Roemenië te accepteren. Eiser stelde dat Nederland de asielaanvraag moest behandelen, omdat de verantwoordelijkheidsbepaling niet zorgvuldig was vastgesteld.
De rechtbank oordeelde echter dat Oostenrijk het claimverzoek van Nederland had aanvaard en dat, zelfs als Roemenië in strijd met de Dublinverordening had gehandeld, dit niet betekende dat Nederland de asielaanvraag moest behandelen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de Oostenrijkse autoriteiten hem niet konden of wilden beschermen. Bovendien werd opgemerkt dat eventuele problemen met de overdracht als gevolg van coronamaatregelen tijdelijk van aard zijn en geen invloed hebben op de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 juli 2021.