ECLI:NL:RBDHA:2021:7304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling van verdiencapaciteit en medische beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 juli 2021, is het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering aan de orde. Eiseres, die als magazijnmedewerkster werkte, meldde zich op 18 februari 2019 ziek en ontving vanaf dat moment een ZW-uitkering. De uitkering werd per 18 maart 2020 beëindigd op basis van de conclusie dat zij in staat was om meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, waaronder fibromyalgie en andere lichamelijke en psychische klachten.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige onderzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat de bevindingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren. Eiseres had geen medische informatie overgelegd die de conclusies van de verzekeringsarts betwistte. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde functies passend waren voor eiseres en dat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de ZW-uitkering per 18 maart 2020.

De uitspraak benadrukt het belang van medische objectiviteit en de rol van verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. Eiseres had geen recht op een ZW-uitkering, omdat zij in staat werd geacht om in andere functies te werken en meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor eiseres om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5170

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. A. Arabkhani).

Procesverloop

In het besluit van 13 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 18 maart 2020 beëindigd.
In het besluit van 19 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 1 juli 2021 ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan dit beroep voorafging.
1. Eiseres was werkzaam als magazijnmedewerkster voor 38,81 uur per week bij Kilinclar automaterialen B.V. Op 18 februari 2019 meldde zij zich ziek voor dit werk met lichamelijke klachten. Het dienstverband van eiseres is per 7 maart 2019 geëindigd. Vanaf dat moment ontving eiseres een ZW-uitkering.
2. In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan staan vermeld in het rapport van de verzekeringsarts van 10 januari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 12 februari 2020. De conclusie van de onderzoeken is dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk maar dat zij in andere functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Op basis van deze conclusie heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres per 18 maart 2020 beëindigd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van dat onderzoek staan vermeld in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 29 mei 2020 en in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 17 juni 2020. De conclusie van dat onderzoek is onveranderd. Eiseres kan tenminste 65% van haar oude loon verdienen.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder deze bevinden overgenomen en beslist dat eiseres geen recht meer heeft meer op een ZW-uitkering.
Het standpunt van eiseres.
5.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen die zij heeft als gevolg van haar klachten. Het gaat hierbij onder meer om fibromyalgie en als gevolg daarvan pijnen in het gehele lichaam.
Eiseres heeft in beroep op uitgebreide wijze haar lichamelijke klachten beschreven en ook de psychische impact die dit op haar heeft. De pijnklachten zijn verergerd na pogingen om weer werkzaamheden te verrichten, doen zich elke dag voor en verergeren na inspanning.
5.3
Eiseres voert aan dat gelet op haar objectiveerbare klachten, beperkingen aannemelijk zijn in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML. Zij vindt het onbegrijpelijk dat er ondanks haar psychische klachten in het geheel geen beperkingen zijn vastgesteld in deze rubrieken. Eiseres vindt zichzelf beperkt voor het vasthouden van de aandacht, herinneren, veelvuldige deadlines en productiepieken, omgaan met conflicten en een werkomgeving met veel mensen om zich heen. Verder vindt eiseres dat er beperkingen had moeten worden aangenomen voor het verrichten van werkzaamheden met een persoonlijk risico vanwege haar concentratieproblemen en het gebruik van Tramadol.
5.4
Eiseres wijst er ook op dat zij last heeft van hooikoorts en van diverse allergieën. Dit levert volgens eiseres een beperking op in de rubriek aanpassing aan fysieke omgevingseisen. Ook zou een toilet in de buurt moeten zijn vanwege de buikklachten.
5.5
Daarnaast acht eiseres zich beperkt ten aanzien van fysieke belasting die valt onder de rubriek dynamische en statische handelingen van de FML. Hierbij gaat het onder meer om tillen, het verrichten van repetitieve handelingen met de handen, reiken, gebogen en getordeerd werken, lopen en staan, lang zitten en boven schouderhoogte werken. Ook is een medische urenbeperking aangewezen en kan eiseres niet werken in de avond en de nacht.
Beoordeling door de rechtbank.
Medische grondslag van het bestreden besluit.
6. Bij de beoordeling van het beroep zijn wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 18 maart 2020 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
8. De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van een verzekeringsarts. Dit is anders wanneer het medisch onderzoek van de verzekeringsarts niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont, dan wel wanneer het resultaat van het onderzoek gemotiveerd wordt betwist aan de hand van andere medische rapportages.
9.1
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van beide verzekeringsartsen, in onderlinge samenhang bezien, voldoet aan de gestelde eisen. Daarbij is van belang dat eiseres medisch is onderzocht tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts, en dat de verzekeringsarts b&b in de bezwaarprocedure kennis heeft genomen van het rapport van de eerste verzekeringsarts, hij het medisch dossier heeft bestudeerd en de beschikbare medische informatie van de behandelend sector bij zijn beoordeling heeft betrokken. In het rapport van de verzekeringsarts b&b worden de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek helder omschreven. Er wordt uitgelegd waarom er naast de reeds aangenomen beperkingen geen aanknopingspunten zijn om extra beperkingen aan te nemen. Ook wordt uitgelegd waarom de klachten van eiseres niet zodanig ernstig zijn dat zij als volledig arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Eiseres voldoet niet aan de strenge voorwaarden die hiervoor gelden, zoals bedlegerigheid en ernstige beperkingen ten aanzien van algemene dagelijkse levensverrichtingen.
9.2
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Eiseres heeft namelijk geen medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. De informatie die eiseres wel heeft overgelegd, zijnde het behandelplan van TGZ van
16 februari 2021 en een intakeverslag van revalidatiecentrum Drechtsteden, heeft geen betrekking op de medische gezondheidssituatie van eiseres op de datum in geding
(17 februari 2020). Dit is ook door de verzekeringsarts b&b in het aanvullende rapport van
25 mei 2021 vastgesteld. Daarbij komt dat de in het intakeverslag van het revalidatiecentrum vermelde behandeldiagnose (fibromyalgie) bekend was bij de verzekeringsarts b&b. Hiermee is bij de medische beoordeling rekening gehouden. De rechtbank onderschrijft om deze reden de medische grondslag van het bestreden besluit.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
10. De arbeidsdeskundige b&b heeft de door de eerste arbeidsdeskundige geselecteerde functies beoordeeld. Hij is tot de conclusie gekomen dat deze passend zijn voor eiseres. Het gaat om de functies textielproductenmaker (SBC-code 111160), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en monteur printplaten (SBC-code 267051). Uit de geselecteerde functies komt een theoretische verdiencapaciteit van € 13,73 per uur. Omdat het maatmaninkomen € 9,60 per uur bedraagt, is de conclusie dat eiseres meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Hierbij is rekening gehouden met de reductiefactor.
11. Uit het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 18 februari 2021 volgt dat de arbeidsdeskundige b&b de functie productiemedewerker industrie heeft laten vervallen vanwege de Engelse taalbeheersing die hierbij nodig is. De arbeidsdeskundige b&b heeft binnen dezelfde SBC-code 111180 een andere functie geselecteerd, namelijk de functie monteur printplaten, nummer 8311.1338.058. De beroepsgrond van eiseres die ziet op haar gebrekkige beheersing van het Engels behoeft daarom geen bespreking meer. Hetzelfde geldt voor de beroepsgrond met betrekking tot de functie monteur printplaten (SBC-code 267050). Deze beroepsgrond heeft eiseres ter zitting ingetrokken.
12. De rechtbank stelt verder vast dat de arbeidsdeskundige b&b bij de selectie van de functies rekening heeft gehouden met de beperkingen die zijn aangenomen door de verzekeringsarts. De geselecteerde functies blijven binnen de marge van de daarin opgenomen beperkingen. De rechtbank vindt verder dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn voor eiser. De signaleringen die door het CBBS zijn gepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, zijn door de arbeidsdeskundige b&b voorzien van een toelichting. Op basis daarvan is aannemelijk dat de belasting in de functies de belastbaarheid van eiseres niet te boven gaat. De algemene stelling van eiseres dat zij de geduide functies niet kan verrichten vanwege de ernst van haar klachten treft daarom geen doel.
13.1
Eiseres voert ook aan dat verweerder van een onjuist maatmaninkomen uitgaat. Het minimumloon bedroeg per 1 januari 2020 bij een 38-urige werkweek €10,05, exclusief vakantietoeslag. Verweerder gaat uit van een uurloon van € 9,60, inclusief vakantietoeslag. Verweerder zou volgens eiseres minimaal van het minimumloon moeten uitgaan.
13.2
De rechtbank overweegt dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot het door eiseres beoogde resultaat. Ook al zou eiseres worden gevolgd in haar standpunt dat verweerder ten onrechte niet is uitgegaan van het minimumloon in plaats van het gehanteerde uurloon van
€ 9,60, dan nog zou dit niet tot een relevant lagere verdiencapaciteit leiden. Eiseres zou op basis van een gewijzigde berekening in één van de geduide functie nog steeds meer dan 100% van het maatmanloon kunnen verdienen.
Conclusie.
14. Verweerder is er terecht van uitgegaan dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiseres per 18 maart 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage:
Op grond van artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken, een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.