ECLI:NL:RBDHA:2021:7303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
9239845 \ CV EXPL 21-1649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot teruggave van sloep in kort geding wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak vorderden de eisende partijen, gezamenlijk eigenaar van een sloep, teruggave van hun eigendom dat door de gedaagde partij in vuistpand was genomen. De kantonrechter heeft op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de eisende partijen stelden dat de gedaagde inbreuk maakte op hun eigendomsrecht door de sloep niet terug te geven. De gedaagde voerde aan dat er geen spoedeisend belang was, omdat de eisende partijen al geruime tijd op de hoogte waren van de situatie en pas recentelijk actie ondernamen. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partijen niet voortvarend genoeg hadden opgetreden en dat er geen spoedeisend belang was. Hierdoor werd de vordering afgewezen en werden de eisende partijen veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter concludeerde dat de waarde van de sloep niet boven de bevoegdheidsgrens van € 25.000,00 lag, waardoor de zaak in kort geding behandeld kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van spoedeisend belang in kort geding procedures en de noodzaak voor partijen om tijdig actie te ondernemen bij vermeende inbreuken op eigendomsrechten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Leiden
MvN
Rolnr.: [rolnummer]
Datum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,

2. [eiser 2] ,

wonende te [plaats] ,

3. [eiser 3] ,

wonende te [plaats] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. H.M. Mauritz,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] , gemeente [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. Y.A. Rampersad.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] .” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding van 1 juni 2021 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het faxbericht d.d. 21 juni 2021 van de gemachtigde van [eiser] . met productie.
1.2.
Op 23 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voor [eiser] . is [eiser 3] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
- [eiser 1] is getrouwd geweest met [echtgenoot] (hierna: “ [echtgenoot] ”).
- [echtgenoot] en [gedaagde] hebben op 28 maart 2018 een geldleningsovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan [gedaagde] een bedrag van € 30.000,00 heeft geleend aan [echtgenoot] . Dit bedrag diende uiterlijk op 20 juli 2018 door [echtgenoot] te zijn afgelost. In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Zekerheid: [naam sloep] ”(hierna: “de sloep”)
- De geldlening is niet door [echtgenoot] terugbetaald.
- [echtgenoot] heeft vervolgens de sloep op 31 januari 2020 aan [gedaagde] afgegeven. [gedaagde] heeft de sloep enige dagen daarna meegenomen en elders gestald.
- Bij brief van 9 maart 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] . [gedaagde] laten weten dat [eiser] . gezamenlijk eigenaar zijn van de sloep. Zij heeft [gedaagde] verzocht om teruggave van de sloep.
- De sloep is door [gedaagde] niet aan [eiser] . teruggegeven.

3.Vordering en grondslag

3.1.
[eiser] ., vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de sloep voorzien van alle daarbij behorende sleutels en toebehoren, aan [eiser] . terug te geven op een door hen aan te wijzen locatie en tijdstip, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] dit nalaat, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] . leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. Zij zijn gezamenlijk eigenaar van de sloep. Door de sloep in zijn macht te houden maakt [gedaagde] inbreuk op hun eigendomsrecht. [eiser] . vorderen in dit kort geding teruggave van de sloep door [gedaagde] .

4.Verweer

4.1.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Als meest verstrekkende verweer voert hij aan dat [eiser] . geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering. Verder betwist hij de diverse stellingen van [eiser] . en concludeert hij tot afwijzing van hun vordering.

5.Beoordeling

Bevoegdheid van de kantonrechter
5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter ambtshalve haar bevoegdheid aan de orde gesteld, nu het door [eiser] . verzochte van onbepaalde waarde is. Daarop is door [eiser] . aangegeven dat de sloep een maximale waarde heeft van € 12.000,00 en dat daarmee hun schade de in artikel 93 sub a van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) genoemde bevoegdheidsgrens van € 25.000,00 niet te boven zal gaan. [gedaagde] heeft dit betwist. Volgens de gemachtigde van [gedaagde] moet de waarde van de sloep momenteel rond de € 30.000,00 liggen, omdat uit de door [echtgenoot] aan [gedaagde] overhandigde verzekeringspolis blijkt dat de nieuwbouwwaarde van de sloep in 2012 € 50.000,00 bedroeg.
5.2.
Gelet op het feit dat [eiser] . heeft aangegeven dat de sloep eind jaren ’90 is gekocht en dit door [gedaagde] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is betwist, kan niet van de juistheid van de in de verzekeringspolis genoemde waarde worden uitgegaan. De kantonrechter acht het gezien de leeftijd van de sloep voorshands aannemelijk dat de waarde van de sloep niet meer bedraagt dan € 25.000,00. Daarmee is de bevoegdheid van de kantonrechter gegeven om de zaak te behandelen en daarin een beslissing te geven.
Spoedeisend belang?
5.3.
[eiser] . hebben ter onderbouwing van het spoedeisende belang gesteld dat deze blijkt uit de aard van de gevraagde voorziening. [gedaagde] ontzegt hen als eigenaar van de sloep het gebruik van dit eigendom en zij hebben er een spoedeisend belang bij dat zo snel mogelijk een eind wordt gemaakt aan de inbreuk op hun eigendomsrecht. Er is verschillende malen verzocht om teruggave van de sloep. Nadat bleek dat partijen niet tot een oplossing kwamen, is gelijk tot dagvaarding over gegaan. Zij willen deze zomer met de sloep kunnen varen. Het voeren van een bodemprocedure zou daarvoor te lang duren.
5.4.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat het spoedeisend belang ontbreekt omdat er geen sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het door [eiser] . gepretendeerde eigendomsrecht. [gedaagde] heeft het (vuist)pandrecht rechtsgeldig op de sloep gevestigd. Daarnaast brengt het niet kunnen varen deze zomer ook geen spoedeisend belang met zich mee. [eiser] . hebben in 2020 geen bezwaar gemaakt tegen het vuistpandrecht en zij hebben de sloep kennelijk in de zomer van 2020 niet gemist.
5.5.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat het spoedeisend belang in beginsel is gegeven zolang de gestelde inbreuk of het gestelde onrechtmatig handelen voortduurt. Indien daartegen echter onvoldoende voortvarend is opgetreden, kan dit een aanwijzing zijn dat het belang van de eisende partij kennelijk geen voorlopige maatregel vergt. Zulks hangt af van de omstandigheden van het geval.
5.6.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De sloep is sinds 31 januari 2020 in de macht van [gedaagde] . Uit de dagvaarding blijkt dat [eiser] . hier in ieder geval vanaf het voorjaar van 2020 van op de hoogte waren. Uit de in het geding gebrachte stukken is gebleken dat [eiser] . bij brief van hun gemachtigde van 9 maart 2021 [gedaagde] hebben verzocht om teruggave van de sloep. Dat [eiser] . vóór deze datum hebben geprobeerd tegen de door hun gestelde inbreuk op hun eigendomsrecht op te treden, is, gelet op de betwisting daarvan door [gedaagde] , niet dan wel onvoldoende komen vast te staan. Nu [eiser] . al ongeveer een jaar op de hoogte waren van de door hen gestelde inbreuk voordat zij daartegen in actie kwamen, hebben zij, naar het oordeel van de kantonrechter, niet voortvarend genoeg opgetreden. Van [eiser] . had, gelet op de aard van de vordering, mogen worden verwacht dat zij hiertegen al eerder in rechte waren opgekomen. Het feit dat [eiser] . pas voor het eerst komende zomer gebruik willen gaan maken van de sloep en in verband met de tijd die daarmee gemoeid is geen bodemprocedure meer kunnen afwachten, is, naar het oordeel van de kantonrechter, mede gelet op het bovenstaande, niet voldoende reden om een spoedeisend belang aan te nemen.
5.7.
Nu er geen sprake is van een spoedeisend belang zal de kantonrechter de vordering van [eiser] . afwijzen en hen veroordelen in de proceskosten, omdat zij ongelijk hebben gekregen. De nakosten zijn daarbij inbegrepen voor zover deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt. De nakosten worden begroot op een halve salarispunt met een maximum van € 124,00.

6.Beslissing

De kantonrechter in kort geding:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] . in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 871,00, waaronder begrepen € 747,00 als het aan de gemachtigde van [gedaagde] toekomende salaris en de nakosten van € 124,00, voor zover gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.F. Dam en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2021.