ECLI:NL:RBDHA:2021:7302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens connexiteitsvereiste

In deze zaak heeft verzoekster op 6 april 2021 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 30 juni 2021 via een Skype-verbinding, waarbij verzoekster niet aanwezig was. De gemachtigde van de verweerder, de minister van Rechtsbescherming, was wel aanwezig. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster in eerdere correspondentie met de rechtbank geen eenduidige keuze heeft gemaakt over de aard van de procedure. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid over het doel van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen bezwaar- of beroepsprocedure aan de gang was, wat een vereiste is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat, indien verzoekster een verzoek om schadevergoeding zou willen indienen, dit een complexe juridische materie betreft die andere vereisten kent dan de huidige procedure. De voorzieningenrechter heeft verzoekster geadviseerd om juridisch advies in te winnen indien zij deze weg wil inslaan.

De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2700
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

tegen

de minister van Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. F.H. Kamminga).

Procesverloop

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter bij e-mail van 6 april 2021 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021 door middel van een Skype-verbinding. Verzoekster is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster meerdere e-mails aan de rechtbank heeft gezonden waaruit wisselende wensen over het doel van de procedure afgeleid kunnen worden. Bij brief van 16 april 2021 heeft de voorzieningenrechter verzoekster geïnformeerd over de verschillende manieren waarop de rechtbank het verzoek kan opvatten. Verzoekster heeft vervolgens weer meerdere e-mails aan de rechtbank gezonden, waaruit evenwel geen eenduidige keuze is af te leiden voor wat betreft de wijze waarop de procedure volgens verzoekster moet worden gezien.
Om te proberen meer helderheid te verkrijgen over de (gewenste) aard van de procedure heeft de voorzieningenrechter een zitting gehouden. Omdat verzoekster niet verschenen is, heeft zij geen toelichting kunnen geven hierover. De voorzieningenrechter zal daarom een eigen oordeel vormen op grond van alle ingediende stukken.
3. De voorzieningenrechter gaat er, gelet op de toegezonden e-mails, van uit dat verzoekster heeft getracht een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter constateert dat er op dit moment geen bezwaar- of beroepsprocedure loopt. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor zover het desalniettemin de wens van verzoekster is om een verzoek om schadevergoeding in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in te dienen, wijst de voorzieningenrechter op het volgende. Een verzoek om schadevergoeding zoals verzoekster in sommige stukken voor ogen lijkt te staan, betreft een complexe juridische materie. Er van uitgaande dat verzoekster de geslachtsnaamwijziging die is geformaliseerd bij het Koninklijk Besluit van 3 december 1999 als schadeveroorzakend besluit aanmerkt, is het oude systeem van schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Awb (oud; per 1 juli 2013 vervallen) nog van toepassing. Daarbij gelden andere vereisten dan bij de huidige procedure waarbij een verzoek om schadevergoeding bij de rechtbank kan worden ingediend (het huidige artikel 8:88 van de Awb en verder). Indien verzoekster een dergelijke procedure wenst te starten is het, gelet op de genoemde complexiteit en de geldende procedurele vereisten, raadzaam om hierover juridisch advies in te winnen bij een rechtsbijstandverlener of het Juridisch Loket.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.