ECLI:NL:RBDHA:2021:7294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
C/09/603985 / HA ZA 20-1193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in vrijwaringszaak met forumkeuzebeding en Brexit-overgangsrecht

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een bevoegdheidsincident, heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2021 uitspraak gedaan. De eiseres in de hoofdzaak, Travion B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Ikonic Technology Limited, in verband met een vrijwaringszaak. Travion vordert dat Ikonic wordt veroordeeld om te betalen wat zij mogelijk verschuldigd is aan Schneider in een eerdere procedure. De rechtbank dient te beoordelen of zij bevoegd is om van deze vordering kennis te nemen, gezien de forumkeuzeclausules die door beide partijen zijn ingeroepen.

Ikonic stelt primair dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren op basis van de Terms and Conditions die van toepassing zouden zijn op de overeenkomst tussen partijen, waarin een exclusieve bevoegdheid voor de Engelse rechter is opgenomen. Subsidiair vordert Ikonic verwijzing naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op basis van de algemene voorwaarden van Travion. Travion verzet zich tegen deze vorderingen en stelt dat de Delivery Conditions van toepassing zijn, waarin een forumkeuze voor de rechtbank Gelderland is opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure is gestart vóór het einde van de overgangsperiode van de Brexit en dat de Brussel I bis-Verordening van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de Delivery Conditions geldig zijn overeengekomen en dat de rechtbank Gelderland bevoegd is. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en verwijst de zaak naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Travion wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/603985 / HA ZA 20-1193
Vonnis in incident van 7 juli 2021
in de zaak van
TRAVION B.V.,
te Lent (gemeente Nijmegen),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
IKONIC TECHNOLOGY LIMITED,
te Heywood, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L. Oranje te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Travion en Ikonic genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (vrijwarings)dagvaarding van 10 november 2020, met producties EP01 en EP02;
  • de incidentele conclusie houdende onbevoegdheid van de rechter ex artikel 8 lid 2 Rv
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident met productie EP03 tot en met EP09 [2] ;
- de akte houdende uitlating producties van Ikonic.
1.2.
Vonnis in het incident is nader bepaald op heden.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Travion vordert in deze zaak (door partijen aangeduid als de vrijwaringszaak) – samengevat – dat de rechtbank Ikonic zal veroordelen om aan Travion te betalen datgene waartoe Travion als gedaagde in de zaak tussen Schneider en Travion met zaak-/rolnummer C/09/586253 / HA ZA 20-25 (hierna; de zaak 20-25), bij deze rechtbank aanhangig, mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling en met veroordeling van Ikonic in de kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt Travion – verkort weergegeven – dat Schneider haar in de zaak 20-25 aansprakelijk houdt voor schade als gevolg van (vermeend) onrechtmatig handelen van Travion door in- en verkoop van niet-uitgeputte APC-producten (merkproducten) van Schneider . Voor zover Travion in die zaak een bedrag verschuldigd zal worden aan Schneider , is Ikonic, die (een deel van de) APC-producten aan haar heeft geleverd, volgens Travion jegens haar aansprakelijk. In de tussen partijen overeengekomen Inkoopvoorwaarden van Travion, “Delivery conditions to Travion” (hierna: de Delivery Conditions) is immers opgenomen dat leveranciers (waaronder Ikonic) moeten instaan voor de authenticiteit en rechtmatigheid van de aan Travion verkochte goederen en indien daarvan geen sprake is, die leveranciers Travion moeten vrijwaren.

3.Het geschil in het bevoegdheidsincident

3.1.
Ikonic vordert primair dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en subsidiair dat de rechtbank de zaak zal verwijzen naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, zowel primair als subsidiair met veroordeling van Travion in de proceskosten ex artikel 1019h Rv.
3.2.
Ikonic stelt daartoe – samengevat – primair dat op de overeenkomst tussen Travion als klant en Ikonic als leverancier de Terms and Conditions van Ikonic (hierna: de Terms and Conditions) van toepassing zijn. In e-mailcommunicatie tussen partijen verwijst Ikonic naar de toepasselijkheid van de Terms and Conditions, welke voorwaarden door middel van een link naar de webpagina waarop deze voorwaarden staan eenvoudig toegankelijk zijn. Travion heeft nooit bezwaar gemaakt tegen de toepasselijkheid van deze Terms and Conditions. In artikel 16.11 van de Terms and Conditions is bepaald dat de Engelse rechter exclusief bevoegd is te oordelen over elk geschil met betrekking tot de overeenkomst tussen Travion en Ikonic. Op grond van artikel 8 lid 2 Rv heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht wanneer partijen een forumkeuze zijn overeengekomen.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank zou oordelen dat de algemene voorwaarden van Travion op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn, is in artikel 1 van die voorwaarden een forumkeuze voor de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem opgenomen, zodat op grond van artikel 108 lid 1 Rv die rechtbank exclusief bevoegd is om over het geschil te oordelen. Om die reden is de rechtbank Den Haag dan ook onbevoegd.
3.3.
Travion voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van Ikonic in dit incident dan wel haar deze vordering te ontzeggen, met veroordeling van Ikonic in de kosten van dit incident op de voet van artikel 1019h Rv.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het bevoegdheidsincident

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij ambtshalve dient vast te stellen of zij al dan niet internationaal bevoegd is van vorderingen jegens een partij kennis te nemen, ongeacht de rechtsgronden die partijen voor de bevoegdheid aandragen.
4.2.
De rechtbank constateert dat Ikonic is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, dat op 31 januari 2020 de Europese Unie heeft verlaten (de zogenaamde ‘Brexit’). In dat kader is tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie het zogenaamde Terugtrekkingsakkoord [3] gesloten, dat voorziet in een overgangsperiode die pas op 31 december 2020 is geëindigd. Artikel 67 van dit Terugtrekkingsakkoord bepaalt (samengevat) dat ten aanzien van procedures die vóór het eind van de overgangsperiode zijn ingeleid, de bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid van de Brussel I bis-Vo [4] van toepassing zijn. Onderhavige procedure is aangevangen vóór het einde van de overgangsperiode, door het uitbrengen van de dagvaarding op 10 november 2020. Dat betekent dat de rechterlijke bevoegdheid in deze procedure bepaald moet worden aan de hand van de bepalingen uit de Brussel I bis-Vo (en niet aan de hand van de bepalingen uit Rv, waar partijen van uitgaan).
4.3.
Partijen beroepen zich beiden op een forumkeuzeclausule. Volgens Travion zijn partijen de Delivery Conditions overeengekomen. Volgens Ikonic zijn de Terms and Conditions van toepassing en geldt daarom de daarin opgenomen forumkeuzeclausule.
4.4.
In artikel 25 lid 1 Brussel I bis-Vo is opgenomen onder welke omstandigheden een geldige forumkeuze tot stand komt. Dat kan – onder andere – schriftelijk of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst (vergelijk artikel 25 lid 1 aanhef en onder a) Brussel I bis-Vo. Volgens het HvJ [5] moeten de in artikel 17 EEX-Verdrag (thans artikel 25 lid 1 Brussel I bis-Vo) gestelde voorwaarden strikt worden uitgelegd, in die zin dat dit artikel een overeenkomst tussen partijen vereist, wat betekent dat partijen daadwerkelijke wilsovereenstemming moeten hebben bereikt ten aanzien van de forumkeuze. Hiervoor dient onderzocht te worden of het forumkeuzebeding het voorwerp heeft uitgemaakt van wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking komt. Zoals uit de door Travion overgelegde set Delivery Conditions (productie EP09) volgt, zijn deze Delivery Conditions door Ikonic op iedere pagina geparafeerd en uiteindelijk gedateerd en ondertekend op 2 oktober 2017, waarmee aan de vereisten van artikel 25 lid 1 aanhef en onder a) Brussel I bis-Vo is voldaan. Dat betekent dat de Delivery Conditions tussen partijen zijn overeengekomen, inclusief artikel 1 waarin een forumkeuze is opgenomen voor de rechtbank (Gelderland, locatie) Arnhem.
4.5.
De rechtbank verwerpt de stelling van Ikonic dat de Terms and Conditions (eveneens) geldig zijn omdat Ikonic in al haar communicatie standaard haar Terms and Conditions van toepassing verklaart en Travion daartegen nooit bezwaar heeft gemaakt. Een algemene verwijzing in e-mailberichten naar de Terms and Conditions is echter niet voldoende voor wilsovereenstemming als bedoeld in artikel 25 lid 1 aanhef en onder a) Brussel I bis-Vo. Daarmee zijn de Terms and Conditions niet overeengekomen en is een battle of forms niet aan de orde. Overigens zouden in geval van een battle of forms de Delivery Conditions voorgaan, nu Ikonic expliciet en schriftelijk met deze Delivery Conditions akkoord is gegaan in 2017. [6]
4.6.
De rechtbank volgt Ikonic wel in haar standpunt dat niet deze rechtbank, maar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd is. Een geldige ongeclausuleerde forumkeuze voor de rechtbank Arnhem (waarop Travion zich beroept), leidt tot derogatie van rechtsmacht bij de rechter die zonder forumkeuze bevoegd zou zijn geweest. De forumkeuze van artikel 25 Brussel I bis-Vo regelt tevens de relatieve bevoegdheid wanneer de overeengekomen forumkeuze van partijen ook daarop ziet, zoals hier het geval is. Travion voert nog aan dat de onderhavige rechtbank op grond van artikel 7 lid 2 Rv (relatief) bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. Dat is niet het geval. Omdat artikel 25 Brussel I bis-Vo een uitsluitende bevoegdheidsregeling is, is er geen ruimte om de alternatieve bevoegdheidsregeling van artikel 8 lid 2 Brussel I bis-Vo (vergelijkbaar met artikel 7 lid 2 Rv) toe te passen. [7] Dat zou eventueel anders kunnen zijn, wanneer de vordering in vrijwaring niet zelfstandig van de hoofdzaak zou kunnen worden ingesteld of wanneer deze (mede) ziet op onderwerpen (zoals Uniemerken), waarvoor de rechtbank Den Haag exclusief bevoegd is, maar dat is hier niet aan de orde.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vordering in het incident zal toewijzen en zich derhalve onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen van Travion in de hoofdzaak kennis te nemen. De subsidiair door Ikonic verzochte verwijzing naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, wordt uit praktisch oogpunt toegewezen reeds omdat Travion daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt.
4.8.
Travion zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. Ikonic heeft een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv gevorderd. Volgens haar is artikel 1019h Rv van toepassing omdat dit artikel volgens de Indicatietarieven in IE-zaken ook ziet op procedures die het vervolg zijn op IE-inbreuk procedures. Daarvan is volgens Ikonic in het onderhavige geval sprake. De rechtbank constateert dat Ikonic slechts ten dele de Indicatietarieven in IE-zaken heeft aangehaald. Daarin is tevens opgenomen dat artikel 1019h Rv enkel op dergelijke vervolgprocedures van toepassing is, voor zover die procedures onder het bereik van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn vallen. De onderhavige (vrijwarings)procedure valt echter niet onder het bereik van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn, nu deze procedure niet ziet op inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, maar op toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. De proceskosten worden daarom begroot conform het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven per 1 februari 2021, zijnde een bedrag van € 844,50 (1,5 punt x tarief II) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt Travion in de proceskosten, aan de zijde van Ikonic tot op heden begroot op € 844,50;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
en in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, team Handel, om verder te procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 7 juli 2021.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Travion is in haar conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident opnieuw begonnen met nummeren, en heeft deze producties genummerd EP01 tot en met EP07. De rechtbank heeft de producties doorgenummerd, derhalve EP03 tot en met EP09. Als EP06 is een begrijpelijkere versie van de dagvaarding overgelegd, waarin namen zijn gebruikt ter aanduiding van partijen.in plaats van letters zoals in de betekende dagvaarding.
3.Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 2019/C 384 I/01
4.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
5.HvJ EG 14 december 1976, ECLI:EU:C:1976:177, NJ 1977, 446
6.Vergelijk gerechtshof Den Haag 25 april 2017,
7.Vergelijk Hoge Raad 24 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2968. Dit arrest ziet op de alternatieve bevoegdheidsregeling van artikel 6 lid 1 EEX-Verdrag (artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo), maar geldt evenzeer voor de alternatieve bevoegdheidsregeling van artikel 6 lid 2 EEX-Verdrag (artikel 8 lid 2 Brussel I bis-Vo).