ECLI:NL:RBDHA:2021:7290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
NL21.545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in afwachting uitspraak over Griekse statushouders

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die asiel heeft aangevraagd. De verzoeker had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. Dit gebeurde op grond van de stelling dat de verzoeker in Griekenland internationale bescherming zou genieten.

De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij in afwachting was van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de situatie van statushouders in Griekenland. Tijdens de zitting op 29 januari 2021 was de verzoeker niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De behandeling van het beroep werd geschorst in afwachting van de uitspraak in de hoger beroepsprocedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nog geen beslissing was genomen op het verzoek om voorlopige voorziening dat gelijktijdig met het beroep was ingediend. De verzoeker heeft op 11 mei 2021 een nader verzoek ingediend, waarin hij zijn situatie toelichtte en vroeg om reguliere opvang. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, zodat de verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat er op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 748,=.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.545

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker in Griekenland internationale bescherming zou genieten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is, tezamen met beroep NL21.544, op 29 januari 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is ter zitting geschorst, en de behandeling van het beroep is verder aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling [1] in de hoger beroepsprocedure met zaaknummer 202005934/1/V3, die gaat over de situatie van statushouders in Griekenland.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb [2] kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat tot op heden niet is beslist op het gelijktijdig met het beroep ingediende verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker.
3. Verzoeker heeft op 11 mei 2021 een nader verzoek om voorlopige voorziening gedaan. In dat verzoekschrift heeft verzoeker toegelicht dat hem door het COA [3] slechts versoberde opvang wordt aangeboden. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij uitdrukkelijk geen overlastgever is en dat hij behoefte heeft aan reguliere opvang. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om vervroegd uitspraak te doen op zijn verzoek om voorlopige voorziening en om daarbij te bepalen dat hem door het COA reguliere opvang wordt geboden.
4. Aangezien de behandeling van het beroep is aangehouden in verband met een hoger beroep bij de Afdeling waarin moet worden geoordeeld over de positie van statushouders in Griekenland, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat verzoeker niet mag worden verwijderd uit Nederland totdat op het beroep is beslist.
5. Over de vorm en kwaliteit van de opvang kan de voorzieningenrechter geen uitspraak doen. Verweerder heeft in zijn reactie van 17 juni 2021 terecht opgemerkt dat, indien verzoeker het niet eens is met de vorm waarin hem opvang wordt geboden, hij zich tot het COA zal moeten wenden.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,= (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,= en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,=.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 6 juli 2021 en openbaar gemaakt door middels van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
2.Algemene wet bestuursrecht
3.Centraal Orgaan opvang asielzoekers