ECLI:NL:RBDHA:2021:7264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
C/09/613202 / KG RK 21/678
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tardief wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2021 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. G.R. Stolk, tegen rechter mr. C.W. de Wit. Verzoekster was op de zitting van 6 mei 2021 op de hoogte geraakt van de feiten en omstandigheden die aan haar wrakingsverzoek ten grondslag lagen, maar heeft geen mondeling verzoek gedaan en ook niet direct na de zitting schriftelijk verzocht om wraking. De wrakingskamer oordeelt dat verzoekster en haar advocaat meer dan drie weken hebben gewacht met het indienen van het verzoek, wat hen als tardief wordt aangemerkt. De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek, omdat het te laat is ingediend. Hierdoor komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/44
zaak- /rekestnummer: C/09/613202 / KG RK 21/678
Beslissing van 12 juli 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. G.R. Stolk,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W. de Wit,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
- [belanghebbende] , advocaat mr. A.R. Bissessur.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 31 mei 2021, ingekomen op 1 juni 2021;
- het proces-verbaal van de zitting van 6 mei 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 17 juni 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 28 juni 2021 is verzoekster niet verschenen, maar namens haar is mr. G.R. Stolk verschenen en namens de belanghebbende is zijn advocaat mr. A.R. Bissessur verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met de nummers C/09/589332 FA RK 20-1206 en C/09/594697 FA RK 20-3902 tussen verzoekster en de belanghebbende [belanghebbende] .
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling door haar advocaat, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
2.3.
De rechter heeft tijdens de zitting van 6 mei 2021 meegedeeld dat hij op grond van een schriftelijk stuk dat door de advocaat van de belanghebbende ter zitting alleen aan de rechter is overgelegd en niet aan verzoekster of aan haar advocaat, heeft geconcludeerd dat het onroerend goed niet meer in de boedel viel. Daarbij heeft de rechter de advocaat van verzoekster niet in de gelegenheid gesteld daarop te reageren en heeft hij de advocaat van de belanghebbende bovendien gestuurd om een voor verzoekster gunstige stelling niet langer te handhaven. Ook heeft de rechter meegedeeld dat hij een (tussen)beslissing zou nemen en daarbij de advocaat van verzoekster aangekeken en meegedeeld:
“dat hij al had laten doorschemeren welke richting die beslissing op zal gaan”. Verzoekster is van mening dat de rechter hiermee heeft getoond dat er sprake is van vooringenomenheid.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet bovendien worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn aan haar bekend geworden op de zitting van 6 mei 2021 en het verzoek is gedaan op 1 juni 2021. Voor het tijdsverloop van zesentwintig dagen (ruim drie weken) is namens verzoekster de volgende verklaring gegeven. Bij de advocaat moest het kwartje nog vallen en hij moest aan verzoekster uitleggen wat wraking inhield. Nadat de advocaat de consequenties van het doen van een wrakingsverzoek aan verzoekster had uitgelegd, moest zij er nog over nadenken. Uiteindelijk is besloten toch een verzoek tot wraking in te dienen voordat de uitspraak zou worden gedaan, aldus de advocaat van verzoekster.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster op de zitting van 6 mei 2021 bekend is geworden met de feiten en omstandigheden die aan haar wrakingsverzoek ten grondslag liggen. Op de zitting heeft verzoekster geen aanleiding gezien een mondeling wrakingsverzoek te doen. Ook heeft zij kort na de zitting geen schriftelijk verzoek ingediend. Verzoekster werd bovendien bijgestaan door een advocaat van wie mag worden verondersteld dat hij op de hoogte is van de geldende procesregels. Verzoekster en haar advocaat hebben ruim drie weken gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer is van oordeel dat dit onder voornoemde omstandigheden niet anders kan worden gezien dan als een tardief verzoek. Het verzoek is te laat ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de belanghebbende, p/a zijn advocaat;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.E. Postema en R.E. Perquin, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.