ECLI:NL:RBDHA:2021:7262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
C/09/612692 / KG RK 21-620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 12 juli 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. C.W.D. Bom. Het verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, omdat hij de absolute competentie van de procedure wilde toetsen en verzoeker tijdens de zitting op 28 mei 2021 niet zou hebben laten uitpraten. De wrakingskamer oordeelde dat het enkele feit dat de kantonrechter de absolute competentie wilde toetsen, geen blijk van vooringenomenheid oplevert. De kantonrechter is wettelijk verplicht om te toetsen of hij bevoegd is om de zaak te behandelen. Bovendien was er geen bewijs dat de kantonrechter al een oordeel had gevormd zonder verzoeker te horen.

Daarnaast werd de klacht van verzoeker over de manier waarop hij door de kantonrechter is bejegend, niet als voldoende gegrond beschouwd voor een wrakingsverzoek. De wrakingsprocedure is niet bedoeld voor klachten over de bejegening door de rechter; verzoeker kan hiervoor een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. De wrakingskamer concludeerde dat de twee procedures waar verzoeker en de kantonrechter bij betrokken waren, op zichzelf staande zaken zijn. Het feit dat verzoeker de kantonrechter in een andere zaak had gewraakt, betekent niet automatisch dat de kantonrechter zich moest verschonen in de huidige procedure.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdprocedure voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/38
zaak- /rekestnummer: C/09/612692 / KG RK 21/620
Beslissing van 12 juli 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W.D. Bom,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
- de Staat der Nederlanden (Raad voor de Rechtspraak), [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] en [belanghebbende 6] , gemachtigden mrs. C.M. Bitter en S. Heeroma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 28 mei 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 15 juni 2021;
- de schriftelijke reactie van verzoeker van 23 juni 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 28 juni 2021 is verzoeker via een videoverbinding gehoord.
1.3.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.4.
De belanghebbenden zijn – hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld – niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met het nummer 8932365 RL EXPL 20-50713 tussen verzoeker en de belanghebbenden.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals verder toegelicht in de schriftelijke reactie van 23 juni 2021 en bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
De kantonrechter wilde tijdens de zitting van 28 mei 2021 met betrekking tot de procedure van verzoeker de absolute competentie toetsen, terwijl dat helemaal niet aan de orde was en verwijzing naar de sector civiel verzoeker zou dwingen tot het vinden van een (sociaal) advocaat waardoor de zaak enorm zou worden vertraagd. Voorts liet de kantonrechter verzoeker niet uitpraten tijdens de zitting. Tevens is de kantonrechter in een andere zaak die vlak voor deze zaak op zitting werd behandeld, door verzoeker gewraakt, waardoor alleen daarom al de vrees voor partijdigheid bij de verzoeker was gewekt.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het enkele feit dat de kantonrechter de absolute competentie van de procedure van verzoeker wilde toetsen, levert naar het oordeel van de wrakingskamer geen blijk van vooringenomenheid van de kantonrechter op. De kantonrechter moet immers volgens de wet ambtshalve nagaan of hij absoluut bevoegd is om over de zaak van verzoeker te oordelen. De kantonrechter heeft terecht gesteld dat indien een vordering niet expliciet beperkt wordt tot de competentie van de kantonrechter de zaak verwezen moet worden naar team Handel. Deze kwestie was overigens ook door de belanghebbenden opgeworpen. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat de kantonrechter enkel heeft opgemerkt dat hij de absolute competentie moest toetsen. Dat hij hier al een oordeel over zou hebben gevormd zonder verzoeker hierover te horen, blijkt nergens uit. Van enige vooringenomenheid van de kantonrechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor blijkt dan ook niet.
3.3.
Tevens levert het enkele feit dat de kantonrechter verzoeker tijdens de zitting van
28 mei 2021 niet zou hebben laten uitpraten, zo al juist, geen blijk van vooringenomenheid van de kantonrechter op. De klacht van verzoeker betreft in wezen de manier waarop hij door de kantonrechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoeker kan over de wijze van bejegening door de rechter desgewenst een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de kantonrechter besloten ligt, zijn niet gesteld of gebleken.
3.4.
Dat verzoeker de kantonrechter in een andere zaak die vlak voor deze zaak op zitting werd behandeld, heeft gewraakt, levert evenmin een blijk van vooringenomenheid van de kantonrechter op. De twee procedures betreffen op zichzelf staande zaken en het stond de kantonrechter in dit geval vrij om, na te zijn gewraakt in de eerste procedure, de tweede procedure te behandelen. Een wrakingsverzoek in de ene procedure betekent niet automatisch dat een rechter zich dient te verschonen in de andere procedure van de verzoeker. Concrete feiten en omstandigheden die zouden maken dat dat in deze zaak anders is, zijn niet gesteld of anderszins aan de wrakingskamer gebleken.
3.5
Gelet op het vorenstaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbenden, p/a hun gemachtigden;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.E. Postema en R.E. Perquin, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.