ECLI:NL:RBDHA:2021:7261
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
Op 12 juli 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. De verzoeker had de kantonrechter, mr. C.W.D. Bom, gewraakt op basis van vermeende vooringenomenheid. De verzoeker stelde dat de kantonrechter de relatieve en absolute competentie van de procedure niet correct had beoordeeld en dat hij niet de kans had gekregen om zijn standpunt volledig naar voren te brengen tijdens de zitting op 28 mei 2021. De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat de kantonrechter de competentie wilde toetsen, geen blijk van vooringenomenheid opleverde. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter ambtshalve moet nagaan of hij bevoegd is om over een zaak te oordelen en dat de kantonrechter niet verantwoordelijk is voor het kennen van eerdere beslissingen in vergelijkbare zaken. Bovendien werd opgemerkt dat de klachten van de verzoeker voornamelijk betrekking hadden op de wijze van bejegening door de kantonrechter, wat niet onder de wrakingsprocedure valt. De wrakingskamer besloot dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.