Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder
Procesverloop
26 maart 2021. Eiser heeft niet gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
31 januari 2018 de betaling van de kinderbijslag stopgezet. Op 20 februari 2018 heeft eiser telefonisch contact opgenomen met verweerder en gemeld dat zijn kinderen ongeveer een jaar eerder naar zijn broer zijn verhuisd, dat zijn broer alle kosten draagt en dat hij daarom de kinderbijslag naar zijn broer overmaakt. Op 1 maart 2018 heeft eiser het formulier ‘informatie over woonsituatie kind’ bij verweerder ingediend. Op dit formulier heeft eiser aangegeven dat zijn kinderen vanwege familieomstandigheden uit huis zijn geplaatst en ongeveer sinds 1 april 2016 bij eisers broer en schoonzus wonen. Verder heeft eiser aangegeven dat hij niets bijdraagt aan het onderhoud van zijn kinderen en dat hij de kinderbijslag naar zijn broer overmaakt. Bij brieven van 5 maart 2018 en 7 mei 2018 heeft verweerder eiser verzocht om bankafschriften te verstrekken waarop te zien is dat de kinderbijslag overgemaakt wordt aan de verzorger(s) van de kinderen. Op 25 mei 2018 heeft eiser de gevraagde bankafschriften verstrekt. Bij brief van 14 juni 2018 is eiser verzocht aanvullende informatie te verstrekken over de eventuele bijdrage die hij levert in het levensonderhoud van zijn kinderen. Op 30 juli 2018 heeft eiser telefonisch doorgegeven dat hij alleen de kinderbijslag overmaakt aan zijn broer en dat hij verder geen bijdrage levert in het levensonderhoud van [zoon] en [dochter] .
€ 3.377,26 moet eiser terugbetalen. Volgens verweerder is geen sprake van dringende redenen op grond waarvan van terugvordering moet worden afgezien. Ten slotte heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de eerder opgelegde boete van € 1445,06, zijnde 50% van het benadelingsbedrag, verlaagd wordt naar € 722,53, zijnde 25% van het benadelingsbedrag, aangezien eiser ernstig ziek is geweest in de te beoordelen periode.
Beslissing
- verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, voor zover dat is gericht tegen de terugvordering;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de boete, ongegrond.
mr. R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2021.